Als we aan vooroordelen denken, denken we vaak aan domme en gemene mensen die domme en gemene dingen doen. Dit beeld wordt goed samengevat door de Britse criticus William Hazlitt, die schreef: ''Vooroordelen zijn het kind van onwetendheid.'' Ik wil proberen jullie ervan te overtuigen dat die uitspraak niet klopt. Ik wil proberen om jullie ervan te overtuigen dat vooroordelen natuurlijk zijn, vaak rationeel, en vaak zelfs moreel zijn. Ik geloof dat we, als we dit begrijpen, beter in staat zijn om ze te doorzien als het verkeerd gaat, als ze vreselijke gevolgen hebben. Zo weten we beter wat te doen als dit gebeurt. We beginnen met stereotypen. Je kijkt naar mij, je kent mijn naam en enkele dingen over mij. Je zou je een oordeel kunnen vormen. Je zou kunnen raden naar mijn etniciteit, mijn politieke kleur, mijn geloof. En deze beoordelingen kloppen vaak nog ook. We zijn erg goed in dit soort dingen. Dit komt doordat onze vaardigheid om mensen te stereotyperen niet een willekeurig trekje is van onze hersenen, maar eerder een specifiek voorbeeld van een algemener proces, het feit dat wij ervaring hebben met zaken en mensen in de wereld die in categorieën vallen, en dat we die ervaring gebruiken om te generaliseren over nieuwe voorbeelden binnen deze categorieën. Iedereen heeft veel ervaring met stoelen, appels en honden. Op basis daarvan kan je bij onbekende voorbeelden meteen raden dat je op de stoel kunt zitten, de appel kunt eten, en dat de hond zal blaffen. Nu zijn vergissingen mogelijk. De stoel kan inzakken, de appel zou giftig kunnen zijn, en misschien blaft de hond niet - dit is trouwens mijn hond Tessie, die niet blaft. Maar meestal zijn we er goed in. Meestal kloppen onze gissingen op sociaal zowel als niet-sociaal vlak, en als we niet in staat zouden zijn om te raden naar nieuwe gevallen die we ervaren, zouden we niet overleven. Later in zijn prachtige essay geeft Hazlitt dit toe. Hij schrijft: ''Zonder vooroordelen en gewoontes zou ik de weg niet kunnen vinden in een kamer, me in geen enkele situatie weten te gedragen, en niet weten hoe ik me in een relatie in het leven moest voelen.'' Of neem bijvoorbeeld partijdigheid. Soms verdelen we de wereld in wij tegen hen, in groepsleden tegen buitenstaanders. En als we dat doen, weten we soms dat wij iets fout doen en voelen wij er ons schuldig bij. Maar soms voelen wij ons juist trots en geven we het openlijk toe. Mijn favoriete voorbeeld is een vraag uit het publiek in een Republikeins debat vóór de afgelopen verkiezingen. (Video) Anderson Cooper: Uw vraag, de vraag in de hal, over hulp aan het buitenland? Vrouw: De Amerikaanse bevolking heeft het moeilijk in ons land, nu. Waarom blijven wij hulp sturen aan het buitenland als wij alle hulp zelf goed kunnen gebruiken? AC: Gouverneur Perry, hoe zit dat? (Applaus) Rick Perry: Absoluut, ik denk dat het -- Paul Bloom: Iedereen op het podium was het eens met de stelling in haar vraag, dat wij als Amerikanen meer moeten geven om Amerikanen dan om anderen. Mensen laten zich vaker meeslepen door gevoelens van solidariteit, loyaliteit, trots en patriottisme jegens hun eigen land of etnische groep. Los van hun politieke voorkeur zijn velen trots om Amerikaan te zijn. Ze geven de voorkeur aan Amerikanen. Inwoners van andere landen voelen hetzelfde voor hun land, en evenzo voor onze etnische afkomst. Sommigen wijzen dit misschien af. Sommigen zijn zo kosmopolitisch dat je denkt dat etnische en nationale afkomst geen moreel effect zouden moeten hebben. Maar zelfs verfijnde mensen zoals jullie aanvaarden dat men neigt naar de ingroep, vrienden en familie, mensen die je nabij zijn. En dus maak zelfs jij een onderscheid tussen ons en zij. Dit onderscheid is natuurlijk en vaak ook moreel, maar het kan fout gaan. Dit was voorwerp van het onderzoek van de grote sociale psycholoog Henri Tajfel. TaJfel werd geboren in Polen in 1919. Hij trok naar Frankrijk voor zijn studie, want als Jood kon hij in Polen niet studeren. Hij nam dienst in het Franse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij kwam terecht in een krijgsgevangenkamp. Het was een vreselijke tijd voor hem, want als zou ontdekt worden dat hij Joods was, zou hij naar het concentratiekamp gaan, wat hij wellicht niet zou overleven. En inderdaad, toen hij vrijkwam na de oorlog waren de meeste van zijn vrienden en familie dood. Hij hield zich met allerlei bezig. Hij hielp oorlogswezen. Maar hij had levenslang interesse voor de wetenschap van het vooroordeel. Toen een prestigieuze Britse beurs voor de studie van stereotypen vrijkwam, vroeg hij ze aan en kreeg hij ze, de start van zijn geweldige carrière. Die begon met het inzicht dat de manier waarop de meeste mensen over de Holocaust dachten, fout was. De meesten zagen die toentertijd als een uiting van een tragisch gebrek aan Duitse kant, een genetische fout, een autoritaire persoonlijkheid. Tajfel wees dat af. Hij zei dat we in de Holocaust slechts een overdrijving zien van normale psychologische processen die in elk van ons bestaan. Om dat uit te zoeken, deed hij een reeks klassieke studies met Britse adolescenten. In één ervan stelde hij de Britse adolescenten allerlei vragen. Op basis van hun antwoorden zei hij dan: "Ik heb jullie antwoorden bekeken, en op die basis ben je ofwel -- zei hij tegen de helft -- "een Kandinsky-fan, je houdt van het werk van Kandinsky, of een Klee-fan, je houdt van het werk van Klee." Het sloeg nergens op: hun antwoorden hadden niets te maken met Kandinsky of Klee. Ze hadden er waarschijnlijk nooit van gehoord. Hij deelde ze gewoon willekeurig in. Maar hij stelde vast dat de categorieën belangrijk waren, want als hij de proefpersonen later geld gaf, gaven ze dat liever aan leden van hun eigen groep dan aan leden van de andere groep. Erger nog, ze maakten het liefst een verschil tussen de eigen en andere groepen, en gaven geld voor hun eigen groep op als ze daardoor de andere groep nog minder konden geven. (Gelach) Deze voorkeur vertoont zich al snel. Mijn echtgenote en collega Karen Wynn deed in Yale een reeks studies met baby's die ze confronteert met poppen die een voorkeur hebben voor een bepaald voedsel. Sommige poppen zijn dol op groenen bonen. Andere houden van graham crackers. Ze testen de voedselvoorkeuren van de baby's en dat is meestal graham crackers. De vraag is of dat impact heeft op hoe ze de poppen behandelen. Nou en of. Ze verkiezen de pop die dezelfde smaak heeft als zij. Ze verkiezen zelfs poppen die de pop straffen met de andere smaak. (Gelach) We zien voortdurend dit soort psychologie van 'in-groep' en 'uit-groep'. We zien het in politieke botsingen tussen groepen met diverse ideologieën. In extreme mate zien we het in oorlogen, waarbij de uit-groep niet enkel minder krijgt, maar ontmenselijkt wordt, zoals toen de nazi's de joden als ongedierte of luizen zagen, of de Amerikanen de Japanners als ratten. Stereotypen kunnen verkeerd uitpakken. Ze zijn vaak rationeel en nuttig, maar soms zijn ze irrationeel en geven ze het foute antwoord. En soms hebben ze volstrekt immorele gevolgen. Het meest bestudeerde geval is dat van racisme. Er was een fascinerend onderzoek voor de verkiezingen van 2008 waarbij sociale psychologen keken naar de mate waarin kandidaten met Amerika werden geassocieerd, onbewust, met de Amerikaanse vlag. Eén van die onderzoeken vergeleek Obama met McCain. Ze stelden vast dat McCain als meer Amerikaans gold dan Obama. Tot op zekere hoogte wekt dat geen verbazing. McCain is een gevierde oorlogsheld. Vele mensen zeiden letterlijk dat hij een Amerikaanser verhaal had dan Obama. Maar ze vergeleken Obama ook met de Britse premier Tony Blair. Ze stelden vast dat Blair ook gold als Amerikaanser dan Obama, hoewel de proefpersonen expliciet begrepen dat hij helemaal niet Amerikaans is. Ze reageerden uiteraard op zijn huidskleur. Deze stereotiepen en voorkeuren hebben gevolgen in het echte leven die tegelijk subtiel en erg belangrijk zijn. In een recent onderzoek zette men op eBay baseballplaatjes te koop. Sommige werden vastgehouden door een blanke hand, andere door een zwarte. Het waren dezelfde plaatjes. Voor de plaatjes in de zwarte hand werd substantieel minder geboden dan voor de plaatjes in de blanke hand. In een onderzoek uit Stanford onderzochten psychologen de zaak van mensen die waren veroordeeld voor moord op een blanke. Bleek dat als je al de rest gelijk houdt, er een veel grotere kans is dat je wordt geëxecuteerd als je er uitziet als de man rechts dan als de man links. Dat komt vooral doordat de man rechts er meer uitziet als het prototype van een zwarte, een Afrikaanse Amerikaan. Dat beïnvloedt blijkbaar de beslissing over wat er met hem moet gebeuren. Nu we dit weten, wat kunnen we eraan doen? Er zijn meerdere wegen. Een weg is beroep doen op de emotionele respons van mensen, op hun empathie. Dat doen we vaak door verhalen. Als je je kinderen vrij opvoedt en ze wilt aanmoedigen om te geloven in niet-traditionele gezinsmodellen kan je ze zo'n boek geven [Heather heeft twee mama's]. Een conservatief geeft dit soort boek. [Help! Mama! Er zitten vrijdenkers onder mijn bed!] (Gelach) Meestal kunnen verhalen anonieme vreemdelingen veranderen in mensen die ertoe doen. Het idee dat we om mensen geven als we hen als individu bekijken, is van alle tijden. Er is een apocrief citaat van Stalin "Eén enkele dood is een tragedie, 1 miljoen doden zijn een statistiek." Moeder Teresa zei: "Als ik naar de massa kijk, zal ik nooit handelen. Als ik naar één mens kijk wel." Psychologen hebben dit verkend. In een onderzoek gaven ze mensen een lijst feiten over een crisis, en je zag hoeveel ze zouden geven om de crisis op te lossen. Een andere groep kreeg geen informatie, maar wel een verhaal over een individu. Ze kregen een naam en een gezicht. Bleek dat zij meer gaven. Dit is geen geheim voor mensen die met liefdadigheid bezig zijn. Ze overstelpen je niet met feiten en statistieken. Toon ze eerder gezichten, toon ze mensen. Het is mogelijk dat de sympathie die we hebben voor een individu zich uitbreidt tot op de groep waartoe dat individu behoort. Dit is Harriet Beecher Stowe. Er is een wellicht apocrief verhaal dat president Lincoln haar uitnodigde op het Witte Huis tijdens de burgeroorlog, en dat hij zei: "U bent dus het dametje dat deze grote oorlog begon." Hij had het over 'De negerhut van oom Tom'. Dat is geen groot filosofisch werk, geen theologie en wellicht zelfs geen literatuur, maar wat het heel goed kan, is ons dwingen om ons te verplaatsen in mensen in wiens schoenen we anders nooit zouden staan, in de schoenen van slaven. Dat kan best de katalysator geweest zijn van een grote sociale verandering. Recenter, als je kijkt naar Amerika in de jongste decennia, kunnen we aannemen dat series als 'The Cosby Show' de houding tegenover Afrikaans-Amerikanen radicaal wijzigde, terwijl series als 'Will en Grace' en 'Modern Family' de Amerikaanse houding tegenover homo's en lesbiennes wijzigden. Het is niet overdreven om te zeggen dat de grootste katalysator van morele verandering in Amerika komische series waren. Maar het gaat niet alleen om emoties. Ik wil besluiten met een beroep op de kracht van de rede. Ergens in zijn mooie boek 'Ons betere ik', zegt Steven Pinker: "In het oude testament moet je van je buren houden, in het nieuwe testament van je vijand, maar ik hou van geen van beiden, niet echt, maar ik wil ze niet vermoorden. Ik weet dat ik verplichtingen heb, maar mijn morele gevoelens jegens hen, mijn morele geloof over hoe ik mij jegens hen moet gedragen, is niet op liefde gebaseerd, maar wel op mensenrechten, een geloof dat hun leven even waardevol is voor hen als het mijne voor mij." Hij onderbouwt dit met een verhaal van de grote filosoof Adam Smith. Ik vertel het hier met een kleine aanpassing aan de moderne tijd. Adam Smith vraagt om je in te beelden dat duizenden mensen sterven en wel in een land dat jij niet kent. Misschien China of India of een land in Afrika. Smith zegt : "Hoe zou jij reageren?" Dan zeg jij 'jammer' en je gaat verder met je leven. Als je de New York Times online raadpleegt en dit ziet, en dat gebeurt ons voortdurend, dan ga je verder met je leven. Maar stel je voor, zegt Smith, dat je verneemt dat je morgen je pink zal kwijtspelen. Dat zou veel uitmaken, zegt Smith. Je zou die nacht niet slapen door het piekeren. De vraag is dus: zou je duizenden levens opofferen om je pink te redden? Antwoord daar veilig in je eigen hoofd op. (Gelach) Smith zegt: helemaal niet, wat een vreselijke gedachte. En zo rijst de vraag, met de woorden van Smith: "Als onze passieve gevoelens haast altijd zo vies en egoïstisch zijn, waarom zijn onze actieve principes dan vaak zo genereus en edel?" Zijn antwoord is: "Door rede, principes en geweten. Die zegt ons, met een stem die in staat is om de meest pretentieuze van onze passies te verbazen, dat wij maar één uit de massa zijn, en op geen enkele wijze beter dan anderen." Dit laatste deel wordt vaak beschreven als het principe van onpartijdigheid. Dit principe komt op de proppen in alle religies ter wereld, in alle versies van de gulden regel, en in alle moraalfilosofieën ter wereld. Ze verschillen vaak, maar ze delen de premisse dat we moraliteit moeten beoordelen vanuit een soort onpartijdig standpunt. De beste uitwerking van deze visie komt voor mij niet van een theoloog of filosoof, maar van Humphrey Bogart aan het einde van 'Casablanca'. Opgepast, ik verklap het einde: hij zegt zijn geliefde dat ze uit elkaar moeten voor een hoger belang, en hij zegt - ik doe het zonder accent - "Er is niet veel nodig om te zien dat de problemen van drie mensjes in deze maffe wereld niet zo gek veel voorstellen." Onze rede kan zorgen dat we onze passies opzij zetten. Ze kan ons motiveren om onze empathie uit te breiden, om een boek te schrijven als 'De negerhut van oom Tom', of zo'n boek te lezen. Ze kan ons motiveren om gewoontes en taboes en wetten te maken die ons beletten om op onze impulsen af te gaan als we, als rationele wezens, voelen dat we moeten ingeperkt worden. Daar dient een grondwet voor. Een grondwet is iets dat in het verleden werd opgezet en heden ten dage van toepassing is. Het zegt: hoe graag we ook een populaire president een derde ambtstermijn zouden gunnen, hoe graag blanke Amerikanen misschien de slavernij opnieuw willen instellen, dat kan niet. We hebben onszelf vastgelegd. Dat doen we ook op andere manieren. We weten dat als we iemand moeten kiezen voor een baan of een prijs, dat we dan sterk bevooroordeeld zijn door ras, geslacht, hoe knap ze zijn. Soms zeggen we: "Zo hoort het." Maar soms zeggen we: "Dit is fout." Om dit te bevechten, proberen we niet gewoon harder, maar we zetten situaties op waar andere informatiebronnen ons niet kunnen beïnvloeden. Daarom houden vele orkesten audities voor muzikanten achter een scherm, zodat ze alléén die informatie krijgen die ze nodig denken te hebben. Ik denk dat vooroordelen een fundamentele dualiteit van de menselijke natuur blootleggen. We hebben buikgevoel, instinct, emoties. Die beïnvloeden onze beoordeling en onze daden, positief en negatief, maar we zijn ook in staat tot rationeel oordelen en intelligent plannen, en dat kunnen we gebruiken om, soms, onze emotie te versnellen en te voeden, en soms om ze te stelpen. Op deze manier helpt de rede ons om de wereld te verbeteren. Dank je wel. (Applaus)