In het vliegtuig op weg hier naartoe
had ik een interessant gesprek
met de passagier naast mij.
Hij zei: "Het lijkt wel alsof er
in de VS niet genoeg banen zijn,
want ze verzinnen
allerlei nieuwe functies:
kattenpsycholoog, hondenfluisteraar,
tornadojager."
Even later vroeg hij aan mij:
"Wat doe jij eigenlijk voor werk?"
En ik zei: "Vredestichter?"
(Gelach)
In mijn dagelijks werk
versterk ik de stem van vrouwen
en benadruk ik hun ervaringen
en hun deelname aan vredesprocessen
en bij het oplossen van conflicten.
Door mijn werk heb ik geleerd
dat de enige manier om ervoor te zorgen
dat vrouwen wereldwijd mee kunnen doen,
is door het terugeisen van religie.
Dit is van vitaal belang voor mij.
Als jonge moslima
ben ik trots op mijn geloof.
Het geeft me de kracht en de overtuiging
om elke dag mijn werk te doen.
Het is de reden dat ik hier
voor jullie kan staan.
Maar ik kan niet om de schade heen
die is aangericht in naam van religie,
niet alleen in naam van mijn religie,
maar van alle religies in de wereld.
De misinterpretatie, het misbruik en de
manipulatie van religieuze geschriften
heeft grote invloed op onze sociale
en culturele normen,
op onze wetten, op ons dagelijks leven,
zo erg zelfs, dat we soms
onze godsdienst niet meer herkennen.
Mijn ouders zijn verhuisd
van Libië, Noord-Afrika, naar Canada
in het begin van de jaren tachtig.
Ik ben de middelste van 11 kinderen.
Ja, 11.
Ik zag mijn ouders,
beiden gelovige en spirituele mensen,
bidden en God danken voor hun zegeningen,
met name ik natuurlijk,
maar er waren er meer.
Zij waren lief en grappig en geduldig,
oneindig geduldig, zoals je moet zijn
als je 11 kinderen hebt.
Ze waren rechtvaardig.
Ik werd nooit onderworpen aan religie
vanuit een cultureel gezichtspunt.
Ik werd hetzelfde behandeld,
van mij werd hetzelfde verwacht.
Ik heb nooit geleerd dat God
anders oordeelt op basis van geslacht.
De manier waarop mijn ouders God zagen,
als een barmhartige, behulpzame vriend,
vormde de wijze waarop ik
naar de wereld keek.
Natuurlijk had mijn opvoeding
nog meer voordelen.
Eén van de 11 zijn,
is een basiscursus diplomatie.
(Gelach)
Nog steeds word ik gevraagd
waar ik naar school ging.
"Zat je op de Kennedy
School of Government?"
Dan zeg ik: "Nee,
ik ging naar de Murabit School
voor Internationale Betrekkingen."
Het is enorm exclusief.
Je moet met mijn moeder praten
om erop te komen.
Gelukkig is ze hier vandaag.
Eén van de 11 zijn
en 10 broertjes en zusjes hebben,
leert je veel over machtsstructuren
en bondgenootschappen.
Het leert je scherpte;
snel praten of minder zeggen,
want je wordt altijd in de rede gevallen.
Het leert je het belang van een boodschap.
Je moet vragen op de juiste manier stellen
om de antwoorden te krijgen die je wilt
en je moet op de juiste manier nee zeggen
om de vrede te bewaren.
Maar de belangrijkste les
die ik leerde toen ik opgroeide,
was het belang van aan tafel zitten.
Als mijn moeders favoriete lamp brak,
moest ik er zijn als zij wilde achterhalen
hoe en wie dit gedaan had,
want ik moest mezelf verdedigen.
Als je dat niet doet,
dan wordt er naar jou gewezen.
Voordat je het weet, krijg je huisarrest.
Ik spreek natuurlijk niet uit ervaring.
Toen ik 15 was, in 2005, maakte ik
de middelbare school af en verhuisde
van Canada, Saskatoon,
naar Zawiya, de geboorteplaats
van mijn ouders in Libië,
een heel traditionele stad.
Bedenk dat ik alleen maar
in Libië op vakantie was geweest.
Als zevenjarig meisje was het magisch.
Het betekende tripjes naar het strand
en ijsjes en enthousiaste familieleden.
Als 15-jarige jonge vrouw
blijkt het heel anders te zijn.
Ik maakte al snel kennis
met het culturele aspect van godsdienst.
De woorden 'haram'
-- religieus verboden --
en 'aib'
-- cultureel onfatsoenlijk --
werden slordig door elkaar gebruikt,
alsof ze hetzelfde betekenden
en dezelfde consequenties hadden.
Tijdens de vele gesprekken
met mijn klasgenoten,
collega's, leraren, vrienden
en zelfs familieleden,
begon ik aan mijn eigen regels
en ambities te twijfelen.
Zelfs met de basis die mijn ouders
voor mij gelegd hadden,
begon ik te twijfelen over de rol
van vrouwen in mijn geloof.
Op de Murabit School voor
Internationale Betrekkingen
is debatteren erg belangrijk.
Regel één is dat je je huiswerk
moet doen. Dat deed ik.
Ik was verbaasd hoe makkelijk het was
om vrouwen te vinden
in mijn geloof die leiders waren,
die vernieuwend waren, die sterk waren --
op politiek, economisch
en zelfs op militair gebied.
Khadija financierde de Moslimbeweging,
toen het in de kinderschoenen stond.
We zouden hier niet zijn zonder haar.
Waarom leerden we dan niet over haar?
Waarom leerden we niets over deze vrouwen?
Waarom werden vrouwen
verbannen naar functies
van vóór de geschriften van ons geloof?
Waarom, als we in de ogen
van God gelijk zijn,
zijn we dat niet in de ogen van mannen?
Voor mij kwam het allemaal neer
op de lessen die ik als kind geleerd had.
Degene die beslissingen neemt,
degene die de boodschap controleert,
zit aan tafel.
En in elke wereldgodsdienst
zijn dat helaas geen vrouwen.
Religieuze instellingen worden
gedomineerd door mannen
en geleid door mannen.
En zij maken beleid naar hun beeltenis.
Zolang we het systeem
niet grondig kunnen veranderen,
kunnen we niet verwachten dat vrouwen,
economisch en politiek gezien,
volledig kunnen deelnemen.
Onze basis is stuk.
Mijn moeder zegt dat je geen recht huis
kunt bouwen op een scheve fundering.
In 2011 brak de Libische revolutie uit
en mijn familie zat in de frontlinie.
Tijdens een oorlog
gebeurt er iets waanzinnigs.
Bijna een culturele verschuiving,
maar erg tijdelijk.
Voor het eerst voelde ik
dat het niet alleen werd geaccepteerd,
maar zelfs aangemoedigd dat ik meedeed.
Het werd geëist.
Ik en andere vrouwen
kregen een plek aan tafel.
We hielden niet elkaars handen vast,
we waren geen middel.
We namen deel aan de besluitvorming.
We deelden informatie. We waren cruciaal.
Ik wilde en had het nodig
dat deze verandering blijvend was.
Dat blijkt niet zo eenvoudig te zijn.
Al binnen een paar weken vielen
de vrouwen met wie ik eerder gewerkt had,
terug in hun eerdere rol.
De meesten van hen
werden hiertoe aangemoedigd
door religieuze en politieke leiders,
die veelal ter verdediging
de heilige schriften citeerden.
Zo wonnen ze het volk
voor hun opvattingen.
Eerst richtte ik me op het economisch
en politieke versterken van vrouwen.
Ik dacht dat het zou leiden
tot culturele en sociale verandering.
Het helpt wel een beetje,
maar niet veel, zo blijkt.
Ik besloot hun verdediging
als mijn aanval te gebruiken.
Ik begon ook de islamitische geschriften
uit te lichten en te citeren.
In 2012 en 2013 leidde mijn organisatie
de grootste en meest wijdverbreide
campagne in Libië.
We kwamen bij mensen thuis, op scholen
en universiteiten, en zelfs in moskeeën.
We spraken rechtstreeks met 50.000 mensen
en met honderdduizenden via reclameborden,
tv-reclames, radioreclames en posters.
Je vraagt je misschien af hoe
een organisatie voor vrouwenrechten
dit kon doen in gemeenschappen
die eerder tegen ons bestaan waren.
Ik gebruikte de Schrift.
Ik gebruikte verzen uit de Koran
en woorden van de Profeet,
de Hadith, uitspraken als:
"Het beste van jou
is het beste voor hun familie."
"Laat je broeder niet
een ander onderdrukken."
Voor het eerst tijdens de vrijdagspreek,
voorgegaan door lokale imams,
werden vrouwenrechten gepromoot.
Ze stelden taboe-onderwerpen
aan de kaak, zoals huiselijk geweld.
Beleid werd veranderd.
In sommige gemeenschappen,
gingen we zelfs zo ver
dat we zeiden dat de Verklaring
van de Rechten van de Mens,
waar jullie zo tegen waren omdat het niet
door religieuze geleerden is geschreven,
dat diezelfde principes in ons boek staan.
Dus de Verenigde Naties hebben ons
in feite gewoon gekopieerd.
Door de boodschap te veranderen,
konden we een alternatief bieden
dat de rechten voor vrouwen
in Libië promoot.
Het wordt nu internationaal gekopieerd,
waarmee ik niet zeg dat het makkelijk is,
geloof me, dat is het niet.
Liberalen zullen zeggen dat je religie
gebruikt en een slechte conservatief bent.
Conservatieven zullen je
allerlei kleurrijke dingen toeroepen.
Ik heb van alles gehoord, van
"je ouders zullen zich voor je schamen"
-- fout, ze zijn mijn grootste fans --
tot "je zult je volgende
verjaardag niet halen"
-- weer fout, want die haalde ik wel.
Ik blijf sterk geloven
dat vrouwenrechten en geloof
elkaar niet uitsluiten.
Maar we moeten aan tafel blijven.
We mogen onze plek niet opgeven,
want door te zwijgen
laten we toe dat vrouwen wereldwijd
vervolgd en mishandeld blijven worden.
Door te zeggen dat we
voor vrouwenrechten vechten
en extremisme bestrijden
met bommen en oorlog ,
verlammen we lokale gemeenschappen
die deze zaken aan de kaak moeten stellen,
opdat ze duurzaam worden.
Het is niet makkelijk om de kromme
religieuze boodschap uit te dagen.
Je zult veel beledigingen, spot
en bedreigingen te horen krijgen.
Maar we moeten het doen.
We kunnen niet anders dan de boodschap
van mensenrechten terug te eisen,
de principes van ons geloof.
Niet voor onszelf,
niet voor de vrouwen in jullie gezinnen,
niet voor de vrouwen in deze zaal,
zelfs niet voor vrouwen in het algemeen --
maar voor samenlevingen
die getransformeerd kunnen worden
door de participatie van vrouwen.
De enige manier waarop we dat kunnen doen,
onze enige optie,
is om aan tafel te zitten en te blijven.
Dank je wel.
(Applaus)