Hoe kun je vrij zijn van ego 5 november 2024 (met Nederlandse ondertiteling) [Mooji] Mag ik het hardop lezen? [V.1] Ja. [M.] Je schrijft: 'Beste Guruji, ik schaam me teveel en ben te bang om met u te spreken.' 'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren.' 'Ik weet niet hoe ik gewaar kan zijn, dat ik gewaar ben.' 'Ik zie deze 'ik' nog steeds als echt. Kunt u helpen?' Dit is heel erg eerlijk. Ik wou dat meer mensen zo schreven, gewoon eerlijk. Want de meesten houden zich in en zeggen dit niet. Dus ik waardeer dat je het zegt, want dan heb ik de kans om iets op een eenvoudige manier te delen. 'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren.' In feite observeren we heel veel dingen met afstand, als ze je niet interesseren, snap je? Als dingen je niet interesseren, zie je ze wel, maar word je er niet door afgeleid. Dit geld voor iedereen. Dus dat is het eerste. Er is niet zoiets als niet observeren met afstand. Stel dat alles wat je ziet, dat je elke situatie moest onthouden. Alles is levend in je. Je zou helemaal gek worden. Niemand kan dat. Er is een mechanisme in ons natuurlijke staat, dat continue werkt om... Stel je loopt hier langs, die kant op. Dan registreer je niet elke stap, elk dingetje. Je komt iemand tegen: 'Hoi, goedemorgen.' Je loopt door. Je slaat dat niet op. Dus er is een natuurlijke afstand werkzaam in ons. Het is er al, die afstand. Als we geen afstand konden nemen, en alles waarnamen, zouden we in problemen komen. Dus besef vooral, dat het natuurlijk is, dat als je mensen ontmoet... Het zijn de dingen die ertoe doen, waar je aan gehecht raakt. Die hebben betekenis en die onthoud je dan. Dan is het alsof je er een interne foto van maakt. Dat doet ertoe en wordt belangrijk voor je. Dus jij zegt: 'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren', Ik zeg: Maar dat doe je al met heel veel dingen. Als ik hier zou lopen en onderweg tegen iedereen zou zeggen: Wees onthecht van alles. Dat zou problematisch worden, want het wordt iets vreemds. Want je bent vanzelf onthecht van dingen. Je komt naar satsang, en ik leer je iets wat veel krachtiger is: Ik maak je gewaar van iets, dat al heel natuurlijk voor je is. Maar ik wil dat het ook natuurlijk is voor je met de dingen die ertoe doen. [V.1] Ja, dat is mijn probleem. [M.] Ja. Ja. Dat is een probleem voor iedereen. Als dingen er niet toe doen, dan is er geen probleem. Dan zeg je niet eens: 'Ik neem er afstand van.' Dat hoeft niet, je hoeft het niet eens te denken. Je zintuigen, ogen, leven... Je ziet de dingen, je loopt erlangs. Je behoudt je rust. Maar die dingen die er wel toe doen, wat maakt ze belangrijk? Laten we eens rustig kijken: Wat maakt die dingen belangrijk? Dat is een open vraag. Waarom doen ze ertoe? Sommige relaties, concepten als: 'Dit is mijn familie, dit is mijn baan, dit is mijn relatie.' Die doen er toe. Als iemand anders relatieproblemen heeft, is dat voor jou geen probleem. Maar als jouw relatie spaak loopt, dan wel. Wat bedoel ik daar dan mee: Observeer met afstand? Het is gewoon een stapje verder dan als je wandelt en vanzelf onthecht bent. Wat ik je vraag met dat onthecht observeren, is om die afstand in te voegen... Want al die dingen die je ziet, niets blijft hangen. Gewoon vanzelf. Maar als dingen ertoe doen, je relatie, wat je zoal wilt, je werk, enzo, dat creëert een structuur in je mind en daar moet je dan voor zorgen. Ik bemoei me niet met die dingen. Ik zeg: Oké, onthechting is... Ik wil dat je gewaar bent van die ruimte in je, die niet beïnvloed wordt door de dingen om je heen. Die ruimte is levend, ze is niet dood, maar ze is niet afhankelijk van hoe de dingen gaan. Ik weet niet of ik het goed zeg, ik zoek een voorbeeld... [V.1] Ik voel geen ruimte. Er is enkel mind en identiteit. [Mooji] Oké. Als je mind kunt zien, moet je al kijken vanuit een plek, waar geen mind is. Dit geldt voor iedereen. Maar je bent er niet gewaar van dat dat zo is. Wat ik zeg, is zo enorm waar voor je, als je er gewaar van bent. En wat we hier vooral leren en oefenen, is om meer gewaar te worden van iets in je, waar je niet genoeg gewaar van bent. Iedereen. En omdat we niet gewaar zijn waar je gewaar van zou moeten zijn, van je meest innerlijke Zijn... Dat kun je niet zien! Dat is het tweede punt. Al het andere zie je. Elke relatie, elk ding kun je zien. Elke gedachte kun je onthouden, denken. Dat noemen we 'het andere'. Alles dat je ziet. Maar je Zelf kun je niet zien! [M.] Snap je? [V.1] Ja. [M.] Je kunt zeggen: 'Dit is mijn lichaam. Dit is mijn ring.' 'Dit is mijn huis. Dit is mijn auto.' 'Mijn, mijn, mijn. Het behoort mij toe.' 'Mijn, mijn, mijn.' Het is allemaal van jou. 'Dit is mijn familie, mijn moeder, mijn huis.' 'Dit is mijn land, mijn paspoort, mijn geboortecertificaat.' Al dat 'mijn' wil zeggen, dat ze jou toebehoren. Maar kun je zeggen: Dit is mijn 'mijn'? Dit is mijn 'me'? Je kunt niet zeggen: 'Dit is mijn 'me'. Waarom niet? [V.1] Omdat ik dat niet kan zien. [M.] Ja. Ja. Je kunt het niet zien, [M.] Betekent dat, dat het er niet is? [V.1] Nee. [M.] Oké. Dus er is iets in de wereld, je ziet van alles maar ook iets dat je niet kunt zien. Je ziet alles, maar er is iets, dat je niet kunt zien. En toch kun je niet ontkennen dat het echt is, toch? Je weet dat je bent. Nu ga ik wat inzoomen, op dit gevoel: 'Ja, ik weet dat ik ben.' Dit ding, wat je niet kunt zien, maar je zegt: 'Ik weet het er is.' Dat is het eerste feit, want als dat er niet was, was er niets, toch? [M.] Maar het kan niet gezien worden, toch? Oké, dan zijn we weer bij dit punt. Je kunt alles zien, alles: Je gedachten, gevoelens, dingen, mensen, je gevoelens, al die dingen kun je zien. Je kunt zelfs de kwaliteit van je zicht zien, toch? Als je naar de opticien gaat, en hij vraagt: 'Vertel me waarom je hier bent.' Dan: 'Nou, ik kan niet meer zo goed focussen.' Hij: 'Met beide ogen?' Jij: 'Nee, met name rechts.' 'Oké, vertel verder.' Jij: 'Het zicht in mijn linkeroog is misschien 80%, maar rechts is het maar zo'n 50%.' Dus iets kan dat zicht waarnemen, toch? Die capaciteit is er. Je hoeft het niemand te vragen. Je kunt zien, dat iets gewaar is, van die falende functie van je ogen. Dus iets moet daar nog achter zitten. Oké? Je bent ook gewaar van gevoelens, van emoties, van besef van tijd. Als iemand zegt: 'Gister gebeurde er iets.' Dan begrijp je wat dat betekent. Overal ben je gewaar van. Alles kun je zien. Maar jouw Zelf, kun je dat zien? Waarom niet? Je lichaam kun je zien. Je kunt je glimlach zien. Je kunt je lichaam zien. Je kunt het allemaal zien. Maar jouw Zelf, als je het lichaam ziet, zie je dan het Zelf? Waarom niet? [V.1] Omdat iets gewaar is van het lichaam. [M.] Ja, iets is gewaar van het lichaam. Datgene wat gewaar is van het lichaam, kan niet gezien worden. [M.] Dat zeg je, toch? [V.1] Ja. [M.] Kan dat ziekte zien? Het kan weten: 'Ik voel me niet goed.' Het kent emoties: 'Ik voel me wat ongemakkelijk.' Het ziet alles. Maar zichzelf kan het niet zien. Dat zeg je toch? Ja. Waarom kan het alles zien, maar niet zichzelf? [V.1] Dit weet ik niet. [M.] Dit, wat je niet... Je kunt alles zien, maar je kunt je Zelf niet zien. En dit, wat je niet kunt zien, en toch niet kunt ontkennen, dit is je Zelf. Alles kun je zien, je gevoelens, gedachten, het functioneren van intellect. Alles kun je zien. Maar dat wat ziet, daar zeg jij over: 'Dat zie ik niet.' Het is net of het woord 'ik' dat representeert, maar het kan niet gezien worden. Zelfs als je moeder zegt: 'Schatje, wat fijn je te zien.' [M.] Wat is dan die 'je', die zij ziet? [V.1] Het lichaam. [M.] Het lichaam. En ze ziet haar affectie, haar herinnering aan jou. Dit alles stopt ze in jou. 'Schatje, waar was je toch? 'Ik heb je lang niet gezien.' Als iemand zegt: 'Fijn je te zien, waar was je toch?' 'Je bent wat dikker, of dunner.' Waar gaat dat dan over? [V.1] Uiterlijk. [M.] Je vorm en uiterlijk. Kan zij jou zien? Kun jij 'jou' zien? Is dit eng? [V.1] Nee, niet eng, maar ik... Er mist iets, het voelt alsof... [M.] Oké, kijk dan even naar wat er mist. Je kunt niet je ware Zelf zien. Ik kan ook mijn ware Zelf niet zien. Waarom niet? Omdat het geen ding is. Het is niet eens een gedachte. [V.1] U zegt ons als dit te blijven, maar... [lacht] [M.] Nou, oké, oké. Dank je. Ik zeg jullie als dit te blijven. Waarom? Ten eerste, omdat je iets anders aanziet voor jezelf. Je noemt jezelf een vrouw, een dochter, je komt uit dat land. 'Mijn ouders, ik ben...' Ga zo maar door. We zijn gewend ons te associëren met bepaalde kenmerken. Maar in werkelijkheid ben je eerder dan dit. In zuivere zin. Degene die gewaar is, die zegt... Je praat door de telefoon: 'Ik ben 27 en ik heb 2 kinderen.' 'Ik ben getrouwd, ik woon daar.' Diegene, wat is die? [V.1] De persoon. [M.] De persoon. Zijn de persoon en het Zelf, het ware Zelf, dezelfde? [V.1] Nee. [M.] Geeft dat een oncomfortabel gevoel? [V.1] Nee. [M.] Nee. Nee. Omdat er niets is dat je moet doen om dat te weten. Iets weet het. En toch kijken de meeste mensen in de wereld hier niet naar. Ze denken er niet eens aan, omdat je wereld bij je persoon begint. Als ik een sollicitatiegesprek afneem: 'Vertel me iets over jezelf.' 'Ik heb die studie gedaan, ik heb in Zuid-Afrika gewoond, wat gereisd.' Informatie, informatie. Informatie kan niet zijn wat jij bent. Dat gaat over je persoon. Wat is de persoon? [V.1] Deze identiteit is de persoon. [M.] Ja. [M.] Kun je die persoons-identiteit zien? [V.1] Ja. [M.] Hoe ziet die er uit? [V.1] Als een kramp, als gehechtheid. [M.] Als gehechtheid. [V.1] Aan ideeën. [Mooji] Ja. Gehechtheid aan ideeën. Maar de persoon is ook een idee. [V.1] Dat is het probleem, want hij voelt zo echt. [M.] Omdat het dit gevoel van 'ik' is, in je, de 'ik', die zegt: 'Ik zie, ik denk, ik...' Blablabla. Wie is die 'ik', die denkt? We weten niet zeker, de persoon of het echte Zelf? 'Ik wil.' 'Ja, ik weet het.' Wie is die 'ik', die weet? Is die persoonlijk of onpersoonlijk? [V.1] Persoonlijk. [M.] Persoonlijk. Oké. Goed. Wat ziet dat hij persoonlijk is? [V.1] Dat weet ik niet. Ik weet dat iets het ziet, maar... [M.] Ja, hetzelfde antwoord. Je gaf dat antwoord al eerder. Het kan niet gezien worden. Dit is de allerbelangrijkste ontdekking, want totdat je dit echt beseft en weet, beschouw je jezelf als iets, dat anderen ziet. En dat iets is je persoon. En dat is oké. Het is oké. God heeft het zo geregeld, dat we ook geprojecteerd worden in de wereld van gedachten, gevoelens en associaties, en dat we zeggen: 'Dit ben ik.' Voor even. Maar met deze 'ik', die als persoon te werk gaat, zijn wereld en hijzelf zijn nooit stabiel, want hij heeft identiteit. Is de identiteit van de persoon altijd hetzelfde? Nee. Nee. Maar hij probeert zich wel altijd stabiel voor te doen. Want stabiel staat voor wijs, echt, betrouwbaar, consequent. Ik praat nu even voor de vuist weg. Maar ik wijs op een dieper weten, achter die persoon, die de persoon kent, en ziet. Oké? Dat, wat gewaar is van de persoon... Volg je? Is Dat verbonden met de persoon, of is de persoon verbonden met Dat? Neem de tijd. [V.1] Het is niet verbonden. [M.] Niet verbonden. Lijdt het onder die ongebondenheid? [V.1] Nee. [lacht] [M.] Maar ik moest je dit wel vragen, opdat je tot die plek kwam, waar je zegt: 'Ongebonden.' Want normaalgesproken functioneren we vanuit de identiteit van de persoon, die wel gebonden is. Die dingen wel of niet leuk vindt. Die dingen wel of niet wil. Die zus denkt en zo denkt. En die heel vaak verkeert in die functie van waarnemen en leven. Wat ik zeg, is dat dat oké is. Maar als je enkel gewaar bent van jezelf als een persoon, met zijn wereld, dan zul je nooit compleet gelukkig zijn. Want dat is niet stabiel. Vandaag: 'Oh, ik ben zo blij, zo...' 'Alles is mooi.' Morgen... [beeldt interne strijd uit] Ik zie je en vraag: Mia, wat is er aan de hand? 'Ik praat er liever niet over.' [M.] Wie zeg dat? De persoon, toch? [V.1] Ja. [M.] Wat zegt het Zelf? Wat zegt het ware Zelf? [M.] Is dat belangrijk? [V.1] Nee. [M.] Nee, is het Zelf belangrijk? [V.1] Nee. [M.] Niet belangrijk? Oké. Wat wil dat zeggen, niet goed? Niet relevant? Is het Zelf niet belangrijk? Niet belangrijk. Oké, wat is dan de reden van zijn bestaan? Als andere dingen belangrijk zijn, zoals de persoon, persoonlijke identiteit is belangrijk, de persoonlijke wereld is belangrijk, persoonlijk gehechtheid is belangrijk. Maar Dat, wat er voor alles is, wat niet verwijderd kan worden... Kan het Zelf gedood worden? Nee. En jij zegt... Ik mag dat trouwens wel: 'Het is niet belangrijk.' Oké? [M.] Wat is wel belangrijk? [V.1] De oefening is belangrijk. [M.] Ja. Waarom is de oefening belangrijk? [V.1] Om hierin te stabiliseren. [M.] Ja. Moet het Zelf, het meest innerlijke Zelf, stabiliseren? Of moet iets anders stabiliseren? [V.1] Iets anders. [M.] Juist. Waarom moet dat stabiliseren, dat andere? [V.1] Om niet de identiteit in getrokken te worden. [M.] Ja. Wat wordt de identiteit in getrokken, het Zelf? [V.1] De aandacht. [M.] De aandacht wordt erin getrokken! [M.] Dus die aandacht is belangrijk. [V.1] Ja. [M.] Als de aandacht naar de identiteit wordt getrokken, wat weet dat dan het meest? De aandacht, de mind, de persoon of het innerlijke Zelf? [V.1] Het Zelf, het innerlijke Zelf. [M.] Het Zelf. [M.] Lijdt dat daaronder? [V.1] Nee. [M.] Nee. En toch is het belangrijk, want elke keer als aandacht wegdrijft en zichzelf vergeet, vergeet waar ze vandaan komt... [V.1] Ja. [lacht] [M.] Elke keer als ze naar buiten gaat, raakt ze verwikkeld in de projecties, en dat geeft pijn. Dat creëert een wereld, dat creëert emoties, dat creëert ups en downs. En iets raakt daardoor verstoord. [M.] Misschien wel de persoon. [V.1] Ja. [M.] En in onze wereld, draait alles om de persoon. De persoon klaagt een ander aan. De persoon wint of verliest. En het Zelf? [V.1] Niets. [lacht] [M.] Is het belangrijk om dit te weten? [V.1] Ja. [M.] Dus als we het hebben over... Ik pak weer even je brief erbij. Jij zegt: 'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren.' Moet de Zelf dat weten, hoe met afstand te kijken? [V.1 ] Nee. [M.] Waarom niet? [V.1] Het hoeft helemaal niets. [M.] Het hoeft helemaal niets. En toch kent het alles. Het kent het spel van de mind, oftewel: 'bla, bla, bla.' [M.] Maar dat heeft geen impact. [V.1] Nee. [M.] Is er een link tussen het besef van de persoon en het innerlijke Zelf? [V.1] Ja. [M.1] Ja. Als de persoon, die niet kan bestaan zonder het innerlijke Zelf, als die in een staat van verwarring of pijn komt, omdat hij niet weet dat hij hoort bij het innerlijke Zelf, dan drijft hij weg en beginnen de problemen. Mentale problemen. Ziektes. Woede. Angst. Van alles. Dus het is heel belangrijk, dat dit persoonlijke besef gewaar wordt van zijn afkomst. [V.1] Ja. En als ik de oefening doe, kan ik niet tot dat punt komen. [M.] Wie doet de oefening? [V.1] Ja, de mind en de persoon. [M.] De mind. [V.1] En degene die niet langer wil lijden. [M.] Precies. En wat weet dit? Wat is hier gewaar van? Is dat de persoon-mind of het innerlijke Zelf? [M.] En is het innerlijke Zelf verstoord? [V.1] Nee. [M.] En toch is de oefening goed, want dit is de ware yoga. Yoga betekent een samenkomen in eenheid, waar het besef van de persoon zijn wortels herontdekt. De persoon kan niet zelfstandig bestaan. Zelfs als hij niet gewaar is van het Zelf, komt hij nog steeds uit het Zelf voort. De menselijke uitdrukking van bewustzijn is zelf-gewaar als persoon. En dat kan levens duren van het menselijke bestaan, als persoon, omdat die wereld zo groot is, vol dromen: 'Ik moet dit doen, ik vind dit leuk, ik vind dat niet leuk, bla., bla, bla.' Leven na leven.