< Return to Video

Hoe kun je vrij zijn van ego

  • 0:09 - 0:12
    Hoe kun je vrij zijn van ego
  • 0:12 - 0:15
    5 november 2024
    (met Nederlandse ondertiteling)
  • 0:18 - 0:21
    [Mooji] Mag ik hardop lezen?
    [V.1] Ja.
  • 0:21 - 0:23
    [M.] Je schrijft: 'Beste Guruji,
  • 0:23 - 0:27
    ik schaam me teveel en ben te bang
    om met u te spreken.'
  • 0:27 - 0:31
    'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren.'
  • 0:31 - 0:35
    'Ik weet niet hoe ik gewaar kan zijn,
    dat ik gewaar ben.'
  • 0:35 - 0:40
    'Ik zie deze 'ik' nog steeds als echt.
    Kunt u helpen?'
  • 0:40 - 0:43
    Dit is heel erg eerlijk.
  • 0:43 - 0:46
    Ik wou dat meer mensen zo schreven,
    gewoon eerlijk.
  • 0:46 - 0:50
    Want de meesten houden zich in
    en zeggen dit niet.
  • 0:50 - 0:52
    Dus ik waardeer dat je het zegt,
  • 0:52 - 0:54
    want dan heb ik de kans
  • 0:54 - 0:59
    om iets
    op een eenvoudige manier te delen.
  • 0:59 - 1:04
    'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren.'
  • 1:07 - 1:12
    In feite observeren we heel veel dingen
    met afstand,
  • 1:12 - 1:16
    als ze je niet interesseren, snap je?
  • 1:16 - 1:19
    Als dingen je niet interesseren,
    zie je ze wel,
  • 1:19 - 1:22
    maar word je er niet door afgeleid.
  • 1:22 - 1:26
    Dit geldt voor iedereen.
    Dus dat is het eerste.
  • 1:26 - 1:29
    Er is niet zoiets
    als niet observeren met afstand.
  • 1:29 - 1:31
    Stel dat alles wat je ziet,
  • 1:31 - 1:35
    dat je elke situatie moest onthouden.
  • 1:35 - 1:37
    Alles is levend in je.
  • 1:37 - 1:40
    Je zou helemaal gek worden.
    Niemand kan dat.
  • 1:40 - 1:46
    Er is het mechanisme van onze natuurlijke staat,
  • 1:46 - 1:49
    dat continu werkt om...
  • 1:49 - 1:53
    Stel je loopt hier langs, die kant op.
  • 1:53 - 1:56
    Dan registreer je niet elke stap, elk dingetje.
  • 1:56 - 2:00
    Je komt iemand tegen:
    'Hoi, goedemorgen.'
  • 2:00 - 2:02
    Je loopt door.
    Je slaat dat niet op.
  • 2:02 - 2:08
    Dus er is een natuurlijke afstand
    werkzaam in ons.
  • 2:11 - 2:15
    Het is er al, die afstand.
  • 2:15 - 2:20
    Als we geen afstand konden nemen,
    en alles waarnamen,
  • 2:20 - 2:23
    zouden we in de problemen komen.
  • 2:23 - 2:27
    Dus besef vooral, dat het natuurlijk is,
  • 2:27 - 2:30
    dat als je mensen ontmoet...
  • 2:30 - 2:35
    Het zijn de dingen die ertoe doen,
  • 2:35 - 2:39
    waar je aan gehecht raakt.
  • 2:39 - 2:43
    Die hebben betekenis en die onthoud je dan.
  • 2:43 - 2:48
    Dan is het alsof je er een interne foto van maakt.
  • 2:48 - 2:52
    Dat doet ertoe en wordt belangrijk voor je.
  • 2:52 - 2:54
    Dus jij zegt:
  • 2:54 - 2:58
    'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren',
  • 2:58 - 3:06
    Ik zeg:
    Maar dat doe je al met heel veel dingen.
  • 3:06 - 3:11
    Als ik hier zou lopen
    en onderweg tegen iedereen zou zeggen:
  • 3:11 - 3:13
    Wees onthecht van alles.
  • 3:13 - 3:17
    Dat zou problematisch worden,
    want het wordt iets vreemds.
  • 3:17 - 3:20
    Want je bent vanzelf onthecht van dingen.
  • 3:20 - 3:25
    Je komt naar satsang,
    en ik leer je iets wat veel krachtiger is:
  • 3:25 - 3:30
    Ik maak je gewaar van iets,
    dat al heel natuurlijk voor je is.
  • 3:30 - 3:34
    Maar ik wil dat het ook natuurlijk is voor je
  • 3:34 - 3:36
    met de dingen die ertoe doen.
  • 3:36 - 3:39
    [V.1] Ja, dat is mijn probleem.
  • 3:39 - 3:42
    [M.] Ja. Ja.
    Dat is een probleem voor iedereen.
  • 3:42 - 3:47
    Als dingen er niet toe doen,
    dan is er geen probleem.
  • 3:47 - 3:51
    Dan zeg je niet eens:
    'Ik neem er afstand van.'
  • 3:51 - 3:54
    Dat hoeft niet,
    je hoeft het niet eens te denken.
  • 3:54 - 3:59
    Je zintuigen, ogen, leven...
    Je ziet de dingen, je loopt erlangs.
  • 3:59 - 4:01
    Je behoudt je rust.
  • 4:01 - 4:05
    Maar die dingen die er wel toe doen,
    wat maakt ze belangrijk?
  • 4:05 - 4:10
    Laten we eens rustig kijken:
    Wat maakt die dingen belangrijk?
  • 4:10 - 4:14
    Dat is een open vraag.
  • 4:14 - 4:17
    Waarom doen ze ertoe?
  • 4:17 - 4:22
    Sommige relaties, concepten als:
  • 4:22 - 4:27
    'Dit is mijn familie, dit is mijn baan,
  • 4:27 - 4:30
    dit is mijn relatie.'
    Die doen er toe.
  • 4:30 - 4:32
    Als iemand anders relatieproblemen heeft,
  • 4:32 - 4:35
    is dat voor jou geen probleem.
  • 4:35 - 4:39
    Maar als jouw relatie spaak loopt,
    dan wel.
  • 4:39 - 4:44
    Wat bedoel ik daar dan mee:
    Observeer met afstand?
  • 4:44 - 4:46
    Het is gewoon een stapje verder
  • 4:46 - 4:50
    dan als je wandelt en vanzelf onthecht bent.
  • 4:50 - 4:54
    Wat ik je vraag met dat onthecht observeren,
  • 4:54 - 4:59
    is om die afstand in te voegen...
  • 4:59 - 5:02
    Want al die dingen die je ziet,
    niets blijft hangen.
  • 5:02 - 5:04
    Gewoon vanzelf.
  • 5:04 - 5:07
    Maar als dingen ertoe doen,
  • 5:07 - 5:12
    je relatie, wat je zoal wilt, je werk, enzo,
  • 5:12 - 5:15
    dat creëert een structuur in je mind
  • 5:15 - 5:19
    en daar moet je dan voor zorgen.
  • 5:19 - 5:23
    Ik bemoei me niet met die dingen.
  • 5:23 - 5:28
    Ik zeg:
    Oké, onthechting is...
  • 5:30 - 5:37
    Ik wil dat je gewaar bent
    van die ruimte in je,
  • 5:37 - 5:45
    die niet beïnvloed wordt
    door de dingen om je heen.
  • 5:45 - 5:49
    Die ruimte is levend, ze is niet dood,
  • 5:49 - 5:57
    maar ze is niet afhankelijk
    van hoe de dingen gaan.
  • 5:57 - 6:03
    Ik weet niet of ik het goed zeg,
    ik zoek een voorbeeld...
  • 6:04 - 6:10
    [V.1] Ik voel geen ruimte.
    Er is enkel mind en identiteit.
  • 6:10 - 6:13
    [Mooji] Oké.
    Als je je mind kunt zien,
  • 6:13 - 6:16
    moet je al kijken vanuit een plek,
    waar geen mind is.
  • 6:16 - 6:18
    Dit geldt voor iedereen.
  • 6:18 - 6:21
    Maar je bent er niet gewaar van,
    dat dat zo is.
  • 6:21 - 6:26
    Wat ik zeg, is zo enorm waar voor je,
  • 6:26 - 6:28
    als je ervan gewaar bent.
  • 6:28 - 6:34
    En wat we hier vooral leren en oefenen,
  • 6:34 - 6:38
    is om meer gewaar te worden van iets in je,
  • 6:38 - 6:42
    waar je niet genoeg gewaar van bent.
    Iedereen.
  • 6:42 - 6:46
    En omdat we niet gewaar zijn
    waar je gewaar van zou moeten zijn,
  • 6:46 - 6:49
    van je meest innerlijke Zijn...
  • 6:49 - 6:51
    Dat kun je niet zien!
  • 6:51 - 6:54
    Dat is het tweede punt.
    Al het andere kun je zien.
  • 6:54 - 6:58
    Elke relatie, elk ding kun je zien.
  • 6:58 - 7:01
    Elke gedachte kun je onthouden, denken.
  • 7:01 - 7:03
    Dat noemen we 'het andere'.
  • 7:03 - 7:06
    Alles wat je ziet.
  • 7:06 - 7:09
    Maar je Zelf kun je niet zien!
  • 7:09 - 7:10
    [M.] Snap je?
    [V.1] Ja.
  • 7:10 - 7:15
    [M.] Je kunt zeggen:
    'Dit is mijn lichaam. Dit is mijn ring.'
  • 7:15 - 7:17
    'Dit is mijn huis. Dit is mijn auto.'
  • 7:17 - 7:21
    'Mijn, mijn, mijn.
    Het behoort mij toe.'
  • 7:21 - 7:24
    'Mijn, mijn, mijn.'
    Het is allemaal van jou.
  • 7:24 - 7:28
    'Dit is mijn familie, mijn moeder, mijn huis.'
  • 7:28 - 7:32
    'Dit is mijn land,
    mijn paspoort, mijn geboortecertificaat.'
  • 7:32 - 7:35
    Al dat 'mijn' wil zeggen,
    dat ze je toebehoren.
  • 7:35 - 7:42
    Maar kun je zeggen: Dit is mijn 'mijn'?
    Dit is mijn 'me'?
  • 7:42 - 7:46
    Je kunt niet zeggen: 'Dit is mijn 'me'.
    Waarom niet?
  • 7:48 - 7:51
    [V.1] Omdat ik dat niet kan zien.
  • 7:51 - 7:54
    [M.] Ja. Ja.
    Je kunt het niet zien,
  • 7:54 - 7:58
    [M.] Betekent dat, dat het er niet is?
    [V.1] Nee.
  • 7:58 - 8:02
    [M.] Oké. Dus er is iets in de wereld,
    je ziet van alles
  • 8:02 - 8:05
    maar ook iets dat je niet kunt zien.
  • 8:05 - 8:08
    Je ziet alles,
    maar er is iets, dat je niet kunt zien.
  • 8:08 - 8:13
    En toch kun je niet ontkennen,
    dat het echt is, toch?
  • 8:13 - 8:15
    Je weet, dat je bent.
  • 8:15 - 8:17
    Nu ga ik wat inzoomen,
  • 8:17 - 8:22
    op dit gevoel: 'Ja, ik weet, dat ik ben.'
  • 8:25 - 8:28
    Dit ding, wat je niet kunt zien,
  • 8:28 - 8:31
    waarvan je zegt: 'Ik weet dat het er is.'
  • 8:31 - 8:33
    Dat is het eerste feit,
  • 8:33 - 8:36
    want als dat er niet was,
    was er niets, toch?
  • 8:36 - 8:40
    [M.] Maar het kan niet gezien worden, toch?
  • 8:41 - 8:44
    Oké, dan zijn we weer bij dit punt.
  • 8:44 - 8:48
    Je kunt alles zien, alles:
  • 8:48 - 8:51
    Je gedachten, gevoelens,
  • 8:51 - 8:56
    dingen, mensen, je gevoelens,
  • 8:56 - 8:58
    al die dingen kun je zien.
  • 8:58 - 9:04
    Je kunt zelfs
    de kwaliteit van je zicht zien, toch?
  • 9:04 - 9:07
    Als je naar de opticien gaat,
    en hij vraagt:
  • 9:07 - 9:11
    'Vertel me waarom je hier bent.'
  • 9:11 - 9:16
    Dan: 'Nou, ik kan niet meer zo goed focussen.'
  • 9:16 - 9:19
    Hij: 'Met beide ogen?'
  • 9:19 - 9:22
    Jij: 'Nee, met name rechts.'
  • 9:22 - 9:24
    'Oké, vertel verder.'
  • 9:24 - 9:29
    Jij:
    'Het zicht in mijn linkeroog is misschien 80%,
  • 9:29 - 9:32
    maar rechts is het maar zo'n 50%.'
  • 9:32 - 9:37
    Dus iets kan dat zicht waarnemen, toch?
  • 9:37 - 9:41
    Die capaciteit is er.
    Je hoeft het niemand te vragen.
  • 9:41 - 9:44
    Je kunt zien, dat iets gewaar is,
  • 9:44 - 9:48
    van die falende functie van je ogen.
  • 9:48 - 9:52
    Dus iets moet daar nog achter zitten.
  • 9:52 - 9:54
    Oké?
  • 9:55 - 9:59
    Je bent ook gewaar van gevoelens,
  • 9:59 - 10:03
    van emoties, van besef van tijd.
  • 10:03 - 10:06
    Als iemand zegt:
    'Gister gebeurde er iets.'
  • 10:06 - 10:09
    Dan begrijp je wat dat betekent.
    Overal ben je gewaar van.
  • 10:09 - 10:12
    Alles kun je zien.
  • 10:12 - 10:16
    Maar jouw Zelf, kun je dat zien?
  • 10:16 - 10:19
    Waarom niet?
  • 10:19 - 10:23
    Je lichaam kun je zien.
  • 10:23 - 10:27
    Je kunt je glimlach zien.
    Je kunt je lichaam zien.
  • 10:27 - 10:30
    Je kunt het allemaal zien.
  • 10:30 - 10:32
    Maar je Zelf,
  • 10:32 - 10:37
    als je het lichaam ziet,
    zie je dan het Zelf?
  • 10:37 - 10:39
    Waarom niet?
  • 10:43 - 10:46
    [V.1] Omdat iets gewaar is van het lichaam.
  • 10:46 - 10:49
    [M.] Ja, iets is gewaar van het lichaam.
  • 10:49 - 10:53
    Datgene wat gewaar is van het lichaam,
    kan niet gezien worden.
  • 10:53 - 10:56
    [M.] Dat zeg je, toch?
    [V.1] Ja.
  • 10:58 - 11:01
    [M.] Kan dat ziekte zien?
  • 11:01 - 11:05
    Het kan weten: 'Ik voel me niet goed.'
  • 11:05 - 11:07
    Het kent emoties:
  • 11:07 - 11:11
    'Ik voel me wat ongemakkelijk.'
  • 11:11 - 11:14
    Het ziet alles.
    Maar zichzelf kan het niet zien.
  • 11:14 - 11:18
    Dat zeg je toch? Ja.
  • 11:18 - 11:24
    Waarom kan het alles zien, maar niet zichzelf?
  • 11:27 - 11:30
    [V.1] Dit weet ik niet.
  • 11:31 - 11:33
    [M.] Dit, wat je niet...
  • 11:33 - 11:38
    Je kunt alles zien,
    maar je kunt je Zelf niet zien.
  • 11:38 - 11:42
    En dit, wat je niet kunt zien,
    en toch niet kunt ontkennen,
  • 11:42 - 11:45
    dit is je Zelf.
  • 11:52 - 11:56
    Alles kun je zien, je gevoelens, gedachten,
  • 11:56 - 12:00
    het functioneren van intellect.
  • 12:00 - 12:02
    Alles kun je zien.
  • 12:02 - 12:07
    Maar dat wat ziet, daar zeg jij over:
    'Dat zie ik niet.'
  • 12:07 - 12:11
    Het is net of het woord 'ik'
    dat representeert,
  • 12:11 - 12:14
    maar het kan niet gezien worden.
  • 12:14 - 12:17
    Zelfs als je moeder zegt:
  • 12:17 - 12:19
    'Schatje, wat fijn je te zien.'
  • 12:19 - 12:23
    [M.] Wat is dan die 'je', die zij ziet?
    [V.1] Het lichaam.
  • 12:23 - 12:27
    [M.] Het lichaam. En ze ziet haar affectie,
  • 12:27 - 12:30
    haar herinnering aan jou.
  • 12:30 - 12:32
    Dit alles stopt ze in jou.
  • 12:32 - 12:36
    'Schatje, waar was je toch?
    Ik heb je lang niet gezien.'
  • 12:36 - 12:40
    Als iemand zegt:
    'Fijn je te zien, waar was je toch?'
  • 12:40 - 12:45
    'Je bent wat dikker, of dunner.'
    Waar gaat dat dan over?
  • 12:45 - 12:49
    [V.1] Uiterlijk.
    [M.] Je vorm en uiterlijk.
  • 12:49 - 12:52
    Kan zij 'jou' zien?
  • 12:52 - 12:54
    Kun jij 'jou' zien?
  • 12:54 - 12:58
    Is dit eng?
  • 12:58 - 13:03
    [V.1] Nee, niet eng, maar ik...
  • 13:03 - 13:07
    Er mist iets, het voelt alsof...
  • 13:07 - 13:12
    [M.] Oké, kijk dan even naar wat er mist.
  • 13:16 - 13:20
    Je kunt niet je ware Zelf zien.
  • 13:20 - 13:25
    Ik kan ook mijn ware Zelf niet zien.
  • 13:25 - 13:27
    Waarom niet?
  • 13:27 - 13:31
    Omdat het geen ding is.
  • 13:31 - 13:35
    Het is niet eens een gedachte.
  • 13:35 - 13:40
    [V.1] U zegt ons als dit te blijven, maar...
  • 13:40 - 13:45
    [M.] Nou, oké, oké. Dank je.
    Ik zeg jullie als dit te blijven. Waarom?
  • 13:45 - 13:51
    Ten eerste,
    omdat je iets anders aanziet voor jezelf.
  • 13:51 - 13:55
    Je noemt jezelf een vrouw, een dochter,
    je komt uit dat land.
  • 13:55 - 13:58
    'Mijn ouders, ik ben...'
    Ga zo maar door.
  • 13:58 - 14:04
    We zijn gewend ons te associëren
    met bepaalde kenmerken.
  • 14:04 - 14:09
    Maar in werkelijkheid ben je eerder dan dit.
    In zuivere zin.
  • 14:09 - 14:12
    Degene die gewaar is, die zegt...
  • 14:12 - 14:14
    Je praat door de telefoon:
  • 14:14 - 14:18
    'Ik ben 27 en ik heb 2 kinderen.'
  • 14:18 - 14:20
    'Ik ben getrouwd, ik woon daar.'
  • 14:20 - 14:25
    Diegene, wat is die?
  • 14:25 - 14:28
    [V.1] De persoon.
    [M.] De persoon.
  • 14:28 - 14:33
    Zijn de persoon en het Zelf,
    het ware Zelf, dezelfde?
  • 14:33 - 14:35
    [V.1] Nee.
  • 14:35 - 14:40
    [M.] Geeft dat een oncomfortabel gevoel?
  • 14:42 - 14:45
    [V.1] Nee.
    [M.] Nee. Nee.
  • 14:45 - 14:48
    Omdat er niets is
    dat je moet doen om dat te weten.
  • 14:48 - 14:50
    Iets weet het.
  • 14:50 - 14:54
    En toch kijken de meeste mensen in de wereld
    hier niet naar.
  • 14:54 - 14:57
    Ze denken er niet eens aan,
  • 14:57 - 15:01
    omdat je wereld bij je persoon begint.
  • 15:01 - 15:03
    Als ik een sollicitatiegesprek afneem:
  • 15:03 - 15:05
    'Vertel me iets over jezelf.'
  • 15:05 - 15:10
    'Ik heb die studie gedaan,
    ik heb in Zuid-Afrika gewoond, wat gereisd.'
  • 15:10 - 15:12
    Informatie, informatie.
  • 15:12 - 15:15
    Informatie kan niet zijn wat jij bent.
  • 15:15 - 15:18
    Dat gaat over je persoon.
  • 15:18 - 15:22
    Wat is de persoon?
  • 15:22 - 15:25
    [V.1] Deze identiteit is de persoon.
    [M.] Ja.
  • 15:25 - 15:30
    [M.] Kun je die identiteit zien?
    [V.1] Ja.
  • 15:30 - 15:33
    [M.] Hoe ziet die er uit?
  • 15:35 - 15:38
    [V.1] Als een kramp, als gehechtheid.
  • 15:38 - 15:41
    [M.] Als gehechtheid.
    [V.1] Aan ideeën.
  • 15:41 - 15:46
    [Mooji] Ja.
    Gehechtheid aan ideeën.
  • 15:46 - 15:50
    Maar de persoon is ook een idee.
  • 15:50 - 15:55
    [V.1] Dat is het probleem,
    want hij voelt zo echt.
  • 15:55 - 16:00
    [M.] Omdat het dit gevoel van 'ik' is, in je,
  • 16:00 - 16:05
    de 'ik', die zegt: 'Ik zie, ik denk, ik...'
    Blablabla.
  • 16:05 - 16:07
    Wie is die 'ik', die denkt?
  • 16:07 - 16:12
    We weten 't niet zeker,
    de persoon of het echte Zelf?
  • 16:12 - 16:16
    'Ik wil.'
    'Ja, ik weet het.'
  • 16:16 - 16:20
    Wie is die 'ik', die weet?
  • 16:20 - 16:24
    Is die persoonlijk of onpersoonlijk?
  • 16:24 - 16:28
    [V.1] Persoonlijk.
    [M.] Persoonlijk. Oké. Goed.
  • 16:28 - 16:33
    Wat ziet dat hij persoonlijk is?
  • 16:33 - 16:37
    [V.1] Dat weet ik niet.
    Ik weet dat iets het ziet, maar...
  • 16:37 - 16:41
    [M.] Ja, hetzelfde antwoord.
    Je gaf dat antwoord al eerder.
  • 16:41 - 16:43
    Het kan niet gezien worden.
  • 16:43 - 16:48
    Dit is de allerbelangrijkste ontdekking,
  • 16:48 - 16:52
    want totdat je dit echt beseft en weet,
  • 16:52 - 16:56
    beschouw je jezelf als iets,
    dat anderen ziet.
  • 16:56 - 17:00
    En dat iets is je persoon.
    En dat is oké. Het is oké.
  • 17:00 - 17:04
    God heeft het zo geregeld,
    dat we ook geprojecteerd worden
  • 17:04 - 17:08
    in de wereld van gedachten,
    gevoelens en associaties,
  • 17:08 - 17:12
    en dat we zeggen: 'Dit ben ik.'
    Voor een tijdje.
  • 17:12 - 17:16
    Maar met deze 'ik', die als persoon te werk gaat,
  • 17:16 - 17:21
    zijn wereld en hijzelf zijn nooit stabiel,
  • 17:21 - 17:25
    want hij heeft identiteit.
  • 17:25 - 17:30
    Is de identiteit van de persoon
    altijd hetzelfde? Nee. Nee.
  • 17:30 - 17:35
    Maar hij probeert zich wel altijd
    stabiel voor te doen.
  • 17:35 - 17:40
    Want stabiel staat voor wijs, echt,
  • 17:40 - 17:44
    betrouwbaar, consequent.
  • 17:44 - 17:47
    Ik praat nu even voor de vuist weg.
  • 17:47 - 17:51
    Maar ik wijs op een dieper weten,
    achter die persoon,
  • 17:51 - 17:56
    die de persoon kent, en ziet.
    Oké?
  • 17:56 - 18:00
    Dat, wat gewaar is van de persoon...
    Volg je?
  • 18:00 - 18:05
    Is Dat verbonden met de persoon,
    of is de persoon verbonden met Dat?
  • 18:05 - 18:07
    Neem de tijd.
  • 18:11 - 18:15
    [V.1] Het is niet verbonden.
    [M.] Niet verbonden.
  • 18:15 - 18:19
    Lijdt het onder die ongebondenheid?
  • 18:19 - 18:21
    [V.1] Nee.
  • 18:24 - 18:28
    [M.] Maar ik moest je dit wel vragen,
    opdat je tot die plek kwam,
  • 18:28 - 18:31
    waar je zegt: 'Ongebonden.'
  • 18:31 - 18:33
    Want normaalgesproken functioneren we
  • 18:33 - 18:38
    vanuit de identiteit van de persoon,
    die wel gebonden is.
  • 18:38 - 18:40
    Die dingen wel of niet leuk vindt.
  • 18:40 - 18:42
    Die dingen wel of niet wil.
  • 18:42 - 18:45
    Die zus denkt en zo denkt.
  • 18:45 - 18:50
    En die heel vaak verkeert in die functie
    van waarnemen en leven.
  • 18:50 - 18:54
    Wat ik zeg, is dat dat oké is.
  • 18:54 - 19:00
    Maar als je enkel gewaar bent van jezelf
    als een persoon, met zijn wereld,
  • 19:00 - 19:05
    dan zul je nooit compleet gelukkig zijn.
    Want dat is niet stabiel.
  • 19:05 - 19:09
    Vandaag: 'Oh, ik ben zo blij, zo...'
    'Alles is mooi.'
  • 19:09 - 19:12
    Morgen...
    [beeldt interne strijd uit]
  • 19:12 - 19:16
    Ik zie je en vraag:
    Mia, wat is er aan de hand?
  • 19:16 - 19:18
    'Ik praat er liever niet over.'
  • 19:18 - 19:22
    Wie zegt dat?
    De persoon, toch?
  • 19:22 - 19:24
    Wat zegt het Zelf?
  • 19:24 - 19:27
    Wat zegt het ware Zelf?
  • 19:27 - 19:30
    [M.] Is dat belangrijk?
    [V.1] Nee.
  • 19:30 - 19:34
    [M.] Nee, is het Zelf belangrijk?
    [V.1] Nee.
  • 19:34 - 19:36
    [M.] Niet belangrijk?
    Oké.
  • 19:36 - 19:40
    Wat wil dat zeggen: Niet goed?
    Niet relevant?
  • 19:40 - 19:44
    Is het Zelf niet belangrijk?
    Niet belangrijk.
  • 19:44 - 19:48
    Oké, wat is dan de reden van zijn bestaan?
  • 19:48 - 19:50
    Als andere dingen belangrijk zijn,
  • 19:50 - 19:53
    zoals de persoon,
    persoonlijke identiteit is belangrijk,
  • 19:53 - 19:55
    de persoonlijke wereld is belangrijk,
  • 19:55 - 19:58
    persoonlijk gehechtheid is belangrijk.
  • 19:58 - 20:02
    Maar Dat, wat er voor alles is,
    wat niet verwijderd kan worden...
  • 20:02 - 20:05
    Kan het Zelf gedood worden?
  • 20:05 - 20:10
    Nee. En jij zegt...
    Ik mag dat trouwens wel:
  • 20:10 - 20:14
    'Het is niet belangrijk.'
    Oké?
  • 20:16 - 20:21
    Wat is wel belangrijk?
  • 20:21 - 20:25
    [V.1] De oefening is belangrijk.
    [M.] Ja.
  • 20:25 - 20:30
    Waarom is de oefening belangrijk?
  • 20:33 - 20:37
    [V.1] Om hierin te stabiliseren.
    [M.] Ja.
  • 20:37 - 20:41
    Moet het Zelf,
    het innerlijke Zelf, stabiliseren?
  • 20:41 - 20:44
    Of moet iets anders stabiliseren?
  • 20:44 - 20:47
    [V.1] Iets anders.
    [M.] Juist.
  • 20:47 - 20:51
    Waarom moet dat stabiliseren,
    dat andere?
  • 20:51 - 20:57
    [V.1] Om niet de identiteit in getrokken te worden.
  • 20:57 - 21:00
    [M.] Ja.
  • 21:00 - 21:04
    Wat wordt de identiteit in getrokken,
    het Zelf?
  • 21:04 - 21:08
    [V.1] De aandacht.
    [M.] De aandacht wordt erin getrokken!
  • 21:08 - 21:12
    [M.] Dus die aandacht is belangrijk.
    [V.1] Ja.
  • 21:12 - 21:16
    [M.] Als de aandacht
    naar de identiteit wordt getrokken,
  • 21:16 - 21:18
    wat weet dat dan het meest?
  • 21:18 - 21:25
    De aandacht, de mind, de persoon
    of het innerlijke Zelf?
  • 21:25 - 21:29
    [V.1] Het Zelf, het innerlijke Zelf.
    [M.] Het Zelf.
  • 21:29 - 21:32
    [M.] Lijdt het daaronder?
    [V.1] Nee.
  • 21:32 - 21:35
    [M.] Nee.
    Toch is het belangrijk,
  • 21:35 - 21:40
    want elke keer als de aandacht wegdrijft
    en zichzelf vergeet,
  • 21:40 - 21:43
    vergeet waar ze vandaan komt...
  • 21:43 - 21:47
    [V.1] Ja.
    [M.] Elke keer als ze naar buiten gaat,
  • 21:47 - 21:51
    raakt ze verwikkeld in de projecties,
    en dat geeft pijn.
  • 21:51 - 21:53
    Dat creëert een wereld,
  • 21:53 - 21:55
    dat creëert emoties,
  • 21:55 - 21:58
    dat creëert ups en downs.
  • 21:58 - 22:01
    En iets raakt daardoor verstoord.
  • 22:01 - 22:05
    [M.] Misschien wel de persoon.
    [V.1] Ja.
  • 22:05 - 22:08
    [M.] En in onze wereld
    draait alles om de persoon.
  • 22:08 - 22:11
    De persoon klaagt een ander aan.
  • 22:11 - 22:16
    De persoon wint of verliest.
    En het Zelf?
  • 22:18 - 22:20
    [V.1] Niets.
  • 22:20 - 22:24
    [M.] Is het belangrijk om dit te weten?
    [V.1] Ja.
  • 22:24 - 22:26
    [M.] Dus als we het hebben over...
  • 22:26 - 22:29
    Ik pak weer even je brief erbij.
  • 22:29 - 22:36
    Jij zegt: 'Ik weet niet
    hoe ik met afstand moet observeren.'
  • 22:36 - 22:41
    Moet het Zelf dat weten,
    hoe met afstand te kijken?
  • 22:41 - 22:44
    Waarom niet?
  • 22:45 - 22:50
    [V.1] Het hoeft helemaal niets.
    [M.] Het hoeft helemaal niets.
  • 22:50 - 22:54
    En toch kent het alles.
  • 22:54 - 22:58
    Het kent het spel van de mind,
    dat: 'blablabla.'
  • 22:58 - 23:03
    [M.] Maar dat heeft geen impact.
    [V.1] Nee.
  • 23:03 - 23:08
    [M.] Is er een link tussen
    het besef van de persoon en het innerlijke Zelf?
  • 23:08 - 23:09
    [V.1] Ja.
    [M.1] Ja.
  • 23:09 - 23:14
    Als de persoon,
    die niet kan bestaan zonder het innerlijke Zelf,
  • 23:14 - 23:21
    als die in een staat van verwarring of pijn komt,
  • 23:21 - 23:27
    zolang hij niet weet
    dat hij bij het innerlijke Zelf hoort,
  • 23:27 - 23:30
    dan drijft hij weg en komen de problemen.
  • 23:30 - 23:34
    Mentale problemen.
    Ziektes. Woede. Angst.
  • 23:34 - 23:35
    Van alles.
  • 23:35 - 23:39
    Dus het is heel belangrijk,
    dat dit persoonlijke besef
  • 23:39 - 23:42
    gewaar wordt van zijn afkomst.
  • 23:42 - 23:46
    [V.1] Ja. En als ik de oefening doe,
  • 23:46 - 23:50
    kan ik niet tot dat punt komen.
    [M.] Wie doet de oefening?
  • 23:50 - 23:54
    [V.1] Ja, de mind en de persoon.
    [M.] De mind.
  • 23:54 - 23:58
    [V.1] En degene die niet langer wil lijden.
    [M.] Precies.
  • 23:58 - 24:01
    En wat weet dit?
  • 24:04 - 24:06
    Wat is hier gewaar van?
  • 24:06 - 24:09
    Is dat de persoon-mind
    of het innerlijke Zelf?
  • 24:09 - 24:14
    Is het innerlijke Zelf verstoord?
  • 24:14 - 24:19
    En toch is de oefening goed,
    want dit is de ware yoga.
  • 24:19 - 24:22
    Yoga betekent een samenkomen in eenheid,
  • 24:22 - 24:29
    waar het besef van de persoon
    zijn wortels herontdekt.
  • 24:29 - 24:32
    De persoon kan niet zelfstandig bestaan.
  • 24:32 - 24:35
    Zelfs als hij niet gewaar is van het Zelf,
  • 24:35 - 24:38
    komt hij nog steeds voort uit het Zelf.
  • 24:38 - 24:43
    De menselijke uitdrukking van bewustzijn
  • 24:43 - 24:46
    is zelf-gewaar als persoon.
  • 24:46 - 24:51
    En dat kan levens duren
    van het menselijke bestaan,
  • 24:51 - 24:54
    als persoon,
    omdat die wereld zo groot is, vol dromen:
  • 24:54 - 24:58
    'Ik moet dit doen, ik vind dit leuk,
    ik vind dat niet leuk, blablabla.'
  • 24:58 - 25:00
    Leven na leven.
  • 25:00 - 25:04
    'In dit leven ben ik dol op ijsjes.'
  • 25:04 - 25:08
    Volgend leven: 'Ik haat ijsjes.'
    Niets is er consequent.
  • 25:08 - 25:13
    Behalve dat niets kan bestaan
    zonder het ware Zelf.
  • 25:13 - 25:16
    En het heeft ook intellect.
  • 25:16 - 25:22
    Dus als het dit persoonlijke zelf overkomt,
  • 25:22 - 25:25
    om dat te willen uitzoeken,
    om de één of andere reden.
  • 25:25 - 25:28
    Misschien heeft het genoeg geleden in de wereld
  • 25:28 - 25:31
    en wil het een oplossing vinden.
  • 25:31 - 25:37
    En de enige oplossing
    is ontdekken waar het vandaan komt.
  • 25:37 - 25:42
    En dat het één is
    met waar het vandaan komt.
  • 25:42 - 25:45
    Daar draait de zoektocht in het leven om.
  • 25:45 - 25:49
    Want iedereen die niet gewaar is
    van die eenheid,
  • 25:49 - 25:51
    is gedoemd te lijden,
  • 25:51 - 25:55
    gedoemd problemen te hebben.
  • 25:55 - 25:59
    Dus dit is het doel van onze satsang,
  • 25:59 - 26:03
    dat het bewustzijn,
    in de vorm van een persoon,
  • 26:03 - 26:06
    zich richt op zijn afkomst,
  • 26:06 - 26:09
    en niet alleen maar op de buitenwereld.
  • 26:09 - 26:12
    En deze oefening van afstand nemen,
  • 26:12 - 26:15
    van zien, dat alle activiteiten,
  • 26:15 - 26:20
    van de wereld in gaan,
    dingen doen, je zelfbeeld,
  • 26:20 - 26:22
    van jezelf beoordelen,
  • 26:22 - 26:26
    dit alles is een spel van de mind.
  • 26:26 - 26:29
    Dit zijn allemaal vormen van mind.
  • 26:29 - 26:36
    En hij moet gaan beseffen,
    dat al die vormen veranderlijk zijn.
  • 26:36 - 26:38
    En dat hij dit alles kan zien,
  • 26:38 - 26:41
    kan observeren, zonder erin op te gaan.
  • 26:41 - 26:46
    Je kunt alleen iets observeren,
    als je het zelf niet bent.
  • 26:46 - 26:51
    En er is die capaciteit, zelfs in de persoon,
  • 26:51 - 26:54
    om te observeren.
  • 26:54 - 26:59
    En door te observeren,
    weet hij, dat hij het niet is.
  • 26:59 - 27:03
    En dat kenmerk is als zijn afkomst.
  • 27:03 - 27:08
    De persoon, dat kenmerk van kijken en weten:
  • 27:08 - 27:12
    'Alles wat ik zie,
    is slechts een indruk,
  • 27:12 - 27:14
    een gedachte, een gevoel.'
  • 27:14 - 27:19
    'Het is niet wat ik ben.'
    Dat wordt 'ontwaken' genoemd.
  • 27:19 - 27:23
    Het is een ontwaken tot het feit,
    dat alles buiten,
  • 27:23 - 27:26
    dat via de mind en zintuigen binnenkomt,
  • 27:26 - 27:30
    niets daarvan kan mijn fundament zijn.
    Dat verandert steeds.
  • 27:30 - 27:36
    En dat zelfs ik, als de persoon,
    die kijkt, en die dit weet,
  • 27:36 - 27:40
    die staat bijna op de grens van daar, de wereld,
  • 27:40 - 27:43
    en hier, de ruimte van het Zelf.
  • 27:43 - 27:47
    Want hij heeft de capaciteit,
    dat wanneer hij kijkt,
  • 27:47 - 27:52
    en zich niet identificeert met wat hij ziet,
    of ervaart...
  • 27:52 - 27:56
    Net alsof het leven zegt:
    'Dit ding en dat ding.'
  • 27:56 - 28:00
    En je weet:
    'Nee, dit is niet wat ik ben.'
  • 28:00 - 28:03
    Als je dat blijft doen,
    keert hij vanzelf terug
  • 28:03 - 28:07
    naar zijn oorspronkelijke Zelf-gewaarzijn.
  • 28:07 - 28:11
    Dit Zelf-gewaarzijn, non-duaal Zelf-gewaarzijn,
  • 28:11 - 28:14
    is niet één ding, niet een verdeelde eenheid,
  • 28:14 - 28:17
    maar een harmonie.
    Hij ziet:
  • 28:17 - 28:22
    'Hier gebeurt helemaal niets met me.'
  • 28:22 - 28:25
    Als ik de mind in ga, identiteit in ga,
  • 28:25 - 28:28
    dan wordt wat gebeurt weer relevant.
  • 28:28 - 28:33
    Maar als ik gewaar ben van mijn persoon,
  • 28:33 - 28:38
    en dat die persoon is als...
  • 28:38 - 28:41
    Hoe zeg je dat?
    De verrekijker die de wereld ziet.
  • 28:41 - 28:46
    En de persoon die de wereld ziet,
    wordt zelf ook gezien,
  • 28:46 - 28:50
    vanuit de plek van het Zelf.
    Als hij dit weet,
  • 28:50 - 28:54
    keert hij terug naar die bewuste harmonie.
  • 28:54 - 28:57
    Dat is wat onthechting wil zeggen.
  • 28:57 - 29:01
    Je hoeft niets te vernietigen.
    Het is enkel een begrijpen.
  • 29:01 - 29:05
    De realisatie van het Zelf is een reis van begrijpen.
  • 29:05 - 29:08
    En je onbegrip te begrijpen.
    Dat is alles.
  • 29:08 - 29:12
    Als je dat niet begrijpt, dan:
    'Het is zo moeilijk!'
  • 29:12 - 29:14
    Waarom?
    Omdat je het niet gewend bent.
  • 29:14 - 29:19
    Iedereen is gewend om vooruit te kijken,
    naar buiten.
  • 29:19 - 29:23
    Zelfs als je denkt dat je naar binnen kijkt,
    naar de mind,
  • 29:23 - 29:26
    is dat nog steeds een wegkijken van het Zelf.
  • 29:26 - 29:29
    [V.1] Ja, dat gebeurt heel vaak,
  • 29:29 - 29:34
    dat ik naar binnen ga,
    maar niet verder kom dan het lichaam.
  • 29:34 - 29:37
    [M.] De body-mind.
    Dan ben je in de body-mind.
  • 29:37 - 29:40
    Maar iets weet dat.
  • 29:40 - 29:44
    De mind kan niet tot de ultieme realisatie komen,
  • 29:44 - 29:48
    zonder de realisatie te worden.
  • 29:48 - 29:54
    De mind of de persoon
    kan niet tot de ultieme realisatie komen,
  • 29:54 - 29:57
    en los blijven van die realisatie.
  • 29:57 - 30:02
    Hoe meer hij gewaar wordt,
    hoe meer hij ziet, dat hij ís,
  • 30:02 - 30:05
    niet dat hij 'heeft'.
  • 30:05 - 30:08
    En dit is heel belangrijk.
  • 30:08 - 30:14
    Niemand kan dat realiseren
    en een iemand blijven.
  • 30:14 - 30:19
    Het betekent dat het idee van jezelf
    als enkel een persoon
  • 30:19 - 30:22
    afneemt,
    en gezien wordt,
  • 30:22 - 30:26
    ook in de meest subtiele vorm.
  • 30:26 - 30:31
    Die subtiele vorm van een persoon
    gedraagt zich als waarnemer,
  • 30:31 - 30:34
    die de rest van de wereld waarneemt.
  • 30:34 - 30:38
    Maar voor het Zelf, is hij zelf de eerste vorm.
  • 30:38 - 30:43
    De primaire vorm verschijnt als het gevoel 'ik':
  • 30:43 - 30:45
    'Ik ben hier.'
    Zie je?
  • 30:45 - 30:47
    'Mia!'
    'Ja, ik ben hier.'
  • 30:47 - 30:49
    Wat betekent dat, 'ik ben hier'?
  • 30:49 - 30:53
    De gebruikelijke referentie is:
    'Ik ben hier.'
  • 30:53 - 30:55
    En dat is oké, dat is normaal.
  • 30:55 - 30:59
    Dit is de enige plek waar taal
    op die manier kan bestaan.
  • 30:59 - 31:02
    Taal is voor het besef van de persoon,
  • 31:02 - 31:07
    die een relatie heeft
    met wat hij wel of niet leuk vindt.
  • 31:07 - 31:10
    En daar is uiteindelijk niets mis mee.
  • 31:10 - 31:13
    Want zelfs als je ontwaakt en ziet,
  • 31:13 - 31:16
    dat alles wat er gebeurt,
    gezien wordt van hieruit.
  • 31:16 - 31:20
    Maar deze plek kan niet gezien worden,
  • 31:20 - 31:24
    en ik kan alleen maar echt deze plek zijn.
  • 31:24 - 31:28
    En als je dit echt weet,
    dan kan de dynamische expressie,
  • 31:28 - 31:31
    die van de persoon, gewoon doorspelen.
  • 31:31 - 31:35
    Maar er zal geen begoocheling meer zijn.
  • 31:35 - 31:39
    [V.1] Ja, die begoocheling moet verdwijnen.
  • 31:39 - 31:42
    [M.] Nee, ze moet begrepen worden.
  • 31:42 - 31:44
    Ze hoeft niet te verdwijnen.
  • 31:44 - 31:48
    Alleen als je haar combineert met je identiteit.
  • 31:48 - 31:50
    en dat doet zeer: 'Nee, nee, nee.'
  • 31:50 - 31:53
    Maar nu heb je alles door,
  • 31:53 - 31:56
    al die constructies van de mind.
  • 31:56 - 32:01
    dat zelfs het Zelf
    enkel een psychologische afbeelding is
  • 32:01 - 32:03
    van de mind, van de persoon.
  • 32:03 - 32:07
    Het innerlijke Zijn, dat geen vorm heeft...
    Je kunt niet zeggen:
  • 32:07 - 32:11
    'Ik heb het innerlijke Zijn gevonden.'
    Dat kan niet.
  • 32:11 - 32:16
    Want dat kun je alleen doen
    met dingen die vorm hebben.
  • 32:16 - 32:18
    [V.1] Ja.
  • 32:18 - 32:21
    [M.] Je snapt het, hè?
    [V.1] Ja.
  • 32:21 - 32:26
    [M.] Oké, bewijs me dan je probleem.
  • 32:26 - 32:30
    [stilte]
  • 32:42 - 32:46
    [M.] Je moet hier mee zitten, steeds meer.
    [V.1] Ja.
  • 32:46 - 32:49
    [M.] Want het is een soort gedaantewisseling.
  • 32:49 - 32:51
    De ene minuut kijk je,
  • 32:51 - 32:55
    en dan ben je er alweer bij betrokken.
  • 32:55 - 32:58
    Maar wordt hier niet boos om,
  • 32:58 - 33:02
    want het gebeurt al levens lang.
  • 33:02 - 33:05
    Dus laat het gebeuren, het is oké.
  • 33:05 - 33:08
    Want ook dit wordt gezien.
  • 33:08 - 33:14
    Zelfs het meest intieme
    is ook een waargenomen iets.
  • 33:14 - 33:19
    Zelfs het meest intieme,
    want 'intiem' wijst op minstens 2.
  • 33:19 - 33:23
    Als er geen 2 zijn, dan is er geen 'intiem'.
  • 33:28 - 33:34
    Kun 'jij' verward zijn, over wat ik zeg?
  • 33:34 - 33:36
    [V.1] Nee. Nee.
    [Mooji] Dank je.
  • 33:36 - 33:40
    Maar je kunt wel gewaar zijn
    van verwarring.
  • 33:40 - 33:45
    Als je gewaar bent van verwarring,
    maar je er niet mee identificeert,
  • 33:45 - 33:47
    speel je dan vals?
  • 33:47 - 33:50
    [V.1] Nee.
  • 33:52 - 33:55
    [M.] Heel goed.
  • 33:57 - 34:02
    Laten we opnieuw beginnen.
    Wat is je probleem?
  • 34:09 - 34:13
    [V.1] Dat als ik de oefening doe,
  • 34:13 - 34:17
    dan denk ik, dat ik iets moet vinden.
  • 34:17 - 34:19
    [M.] 'Ik' als wie?
  • 34:19 - 34:22
    [M.] Benoem je status.
    [V.1] De persoon.
  • 34:22 - 34:26
    [M.] Als de persoon de oefening doet, oké.
  • 34:26 - 34:31
    Er is een ander woord voor persoon,
    in deze oefening.
  • 34:31 - 34:35
    Ik zou zeggen, dat wanneer
  • 34:35 - 34:42
    de 'gepersonificeerde' intelligentie van de waarheid,
  • 34:42 - 34:48
    als de gepersonificeerde intelligentie van God
  • 34:48 - 34:52
    verward wordt met zijn projecties,
  • 34:52 - 34:57
    dan is het alsof hij zichzelf verliest.
  • 34:57 - 35:02
    En als dat verlies pijnlijk wordt,
  • 35:02 - 35:05
    dan sta je op het punt van ontwaken.
  • 35:05 - 35:07
    Begrijp je?
  • 35:07 - 35:10
    Want als je er niet door verstoord wordt,
  • 35:10 - 35:13
    dan ga je er ook niet aan voorbij.
  • 35:13 - 35:17
    [V.1] Ja, als er enkel pijn is, pijn.
  • 35:17 - 35:20
    [M.] 'Geen pijn, geen winst' zeggen ze.
  • 35:20 - 35:22
    Je moet...
  • 35:22 - 35:28
    Het is bijna
    alsof je jezelf geboren laat worden.
  • 35:28 - 35:31
    [V.1] Want ik zit en ik kijk,
  • 35:31 - 35:35
    maar ik merk geen resultaat.
    En dan geef ik het op.
  • 35:35 - 35:39
    [M.] 'Jij', die zit en kijkt, is wat?
  • 35:39 - 35:43
    [V.1] De persoon.
  • 35:45 - 35:48
    [M.] Is het goed, dat we dit zien?
  • 35:48 - 35:51
    Dat het de persoon is, die dit doet?
  • 35:51 - 35:54
    En waar de persoon nu om huilt,
    lacht hij straks weer om?
  • 35:54 - 35:58
    Dat hij niet consequent is?
    Zelfs als hij zegt:
  • 35:58 - 36:01
    'Eureka, ik heb het Zelf gevonden!'
    Kan dat waar zijn?
  • 36:01 - 36:03
    [V.1] Nee.
    [M.] Nee. Waarom niet?
  • 36:03 - 36:07
    [V.1] Omdat het niet gezien kan worden.
  • 36:07 - 36:10
    En dat geeft de illusie van...
  • 36:10 - 36:15
    [M.] Waar dient de oefening dan voor?
  • 36:18 - 36:23
    [V.1] Om gewaar te worden van al die...
  • 36:27 - 36:32
    ...verkeerde ideeën.
  • 36:32 - 36:34
    [M.] Ja, zo kun je het stellen.
  • 36:34 - 36:38
    Hoe kun je het nog meer stellen?
    Dit is goed.
  • 36:38 - 36:41
    Om gewaar te worden van al die kleine,
  • 36:41 - 36:46
    al die kleine vervormingen van begrijpen,
  • 36:46 - 36:51
    om daar gewaar van te worden.
    Maar nog subtieler:
  • 36:51 - 36:56
    Door daar gewaar van te worden,
    word je gewaar van wat?
  • 36:56 - 37:01
    [V.1] Van dat wat ziet.
    [M.] Wat ziet. Ja.
  • 37:01 - 37:07
    Kun je daar 'fysiek' gewaar van worden?
  • 37:07 - 37:09
    Kan dat?
  • 37:09 - 37:11
    [V.1] Nee.
    [M.] Nee.
  • 37:11 - 37:15
    Waar word je dan gewaar van?
  • 37:15 - 37:20
    [V.1] Het lijkt op flarden van gewaarzijn.
  • 37:20 - 37:25
    [M.] Ja, eerst zal het flikkeren,
    omdat je het niet gewend bent.
  • 37:25 - 37:28
    De reflex is om je naar buiten te richten
  • 37:28 - 37:31
    en je te verbinden met projecties en vormen.
  • 37:31 - 37:33
    Maar ik vraag je om...
  • 37:33 - 37:37
    Dit overkomt iedereen.
    En zelfs degene, die zegt:
  • 37:37 - 37:41
    'Maar dit overkomt mij en het frustreert me!'
  • 37:41 - 37:43
    Ik vraag je om te zien,
  • 37:43 - 37:48
    dat dat ook een aspect van de mind is.
  • 37:48 - 37:50
    Maar dat al die aspecten
  • 37:50 - 37:54
    oorspronkelijk voortkwamen vanuit die projectie.
  • 37:54 - 37:58
    [M.] Zie je dat?
    [V.1] Ja.
  • 37:58 - 38:06
    [M.] En de echte kans ligt in dit zien,
  • 38:06 - 38:12
    maar iets voelt nog steeds:
    'Maar de mind zit in de weg.'
  • 38:12 - 38:15
    Nee, geen zorg.
    In de weg van wie?
  • 38:15 - 38:20
    Wie zit de mind in de weg?
  • 38:20 - 38:24
    [M.] Laten we het samen zeggen: 1, 2, 3...
    [V.1] Niemand.
  • 38:24 - 38:27
    [M.] De persoon. Oh, niemand!
    Je bent me voor!
  • 38:27 - 38:31
    Hij zit niemand in de weg!
  • 38:31 - 38:35
    Dat is een beter antwoord dan de persoon.
  • 38:35 - 38:39
    [M.] Zie je dit? Oké.
    [V.1] Ja.
  • 38:41 - 38:44
    [M.] Wat dan nu?
  • 38:47 - 38:52
    Is dit genoeg, of niet?
  • 38:54 - 38:56
    [V.1] Ik weet het niet.
  • 38:57 - 39:03
    [M.] Wie zeg dat? Wie...?
    Waar komt dat antwoord vandaan?
  • 39:06 - 39:10
    Ik kan het accepteren of betwijfelen:
    'Ik weet het niet.'
  • 39:10 - 39:13
    'Ik', wie, weet het niet?
  • 39:15 - 39:18
    [V.1] De persoon.
    [M.] De persoon.
  • 39:18 - 39:22
    [M.] Zeker weten?
    [V.1] Nee.
  • 39:22 - 39:23
    [M.] Het kan de persoon...
  • 39:23 - 39:27
    Als je zegt,
    dat het van de persoon komt, dan oké.
  • 39:27 - 39:29
    Dan kan ik nog één ding proberen:
  • 39:29 - 39:34
    Wat is gewaar
    dat het van de persoon komt?
  • 39:34 - 39:39
    [V.1] Ja.
    Iets is niet tevreden,
  • 39:39 - 39:45
    maar daar moet ik niet in mee gaan.
  • 39:45 - 39:49
    [M.] Precies.
    Dit is een krachtige observatie.
  • 39:49 - 39:52
    'Iets is niet tevreden.'
  • 39:52 - 39:54
    Dat, wat niet tevreden is,
  • 39:54 - 39:57
    is dat persoonlijk of onpersoonlijk?
  • 39:57 - 40:00
    [V.1] Persoonlijk.
    [M.] Persoonlijk.
  • 40:00 - 40:04
    Als dat je elke keer weer vangt,
    die persoon:
  • 40:04 - 40:08
    'Ik weet het, Guruji,
    maar ik kan maar niet...'
  • 40:08 - 40:10
    [M.] Wie spreekt dan?
    [V.1] De persoon.
  • 40:10 - 40:12
    [M.] Ja.
    [V.1] Ja.
  • 40:12 - 40:15
    [M.] Eindigen we hier dan mee?
  • 40:15 - 40:21
    [V.1] Met de persoon? Nee.
    [M.] Dank je. Oké, waar dan wel?
  • 40:29 - 40:33
    [M.] Wat wil 'eindigen' zeggen?
  • 40:33 - 40:38
    [V.1] Dit gesprek.
    Het gesprek afronden.
  • 40:38 - 40:43
    [M.] Het gesprek kan mondeling afgelopen zijn,
  • 40:43 - 40:48
    maar er kan toch wat achterblijven in de mind:
  • 40:48 - 40:50
    'Ik weet het niet.'
  • 40:50 - 40:53
    'Ik heb met Mooji gesproken
    en het leek heel duidelijk,
  • 40:53 - 40:56
    maar nu niet meer.'
    Dat rapport komt van...?
  • 40:56 - 40:58
    [V.1] De mind.
    [M.] Van de mind.
  • 40:58 - 41:02
    [M.] En is dat het ultieme?
    [V.1] Nee.
  • 41:02 - 41:06
    [M.] Nee.
    Wat is het ultieme?
  • 41:06 - 41:10
    [V.1] Dat, wat er gewaar van is.
  • 41:10 - 41:12
    [Mooji] Ja. Ja.
  • 41:12 - 41:15
    En waar is dat?
  • 41:15 - 41:19
    [V.1] Nergens.
  • 41:19 - 41:23
    [M.] Waarom lach je?
  • 41:28 - 41:32
    [M.] Dus, is er een probleem?
  • 41:34 - 41:36
    [V.1] Nee.
  • 41:37 - 41:41
    [M.] Kun je op deze plek, waaruit je antwoordt,
  • 41:41 - 41:43
    ooit een probleem hebben?
  • 41:43 - 41:45
    [V.1] Nee.
  • 41:51 - 41:56
    [M.] Ben je hier verdrietig of blij om?
  • 42:00 - 42:03
    [V.1] Niets
    [M.] Heel goed.
  • 42:05 - 42:09
    Nog subtieler dan blij.
  • 42:13 - 42:17
    Ja.
    Is het goed, zo?
  • 42:19 - 42:23
    Als je straks wegloopt, zal de mind zeggen:
  • 42:23 - 42:27
    'Ik ben het weer kwijt.'
  • 42:27 - 42:30
    'Even kijken of ik die stemming weer kan vinden.'
  • 42:30 - 42:34
    [M.] Was het een stemming?
    [V.1] Nee.
  • 42:34 - 42:37
    [M.] Kun je dit verliezen?
  • 42:38 - 42:41
    [V.1] Nee.
    [M.] Nee.
  • 42:42 - 42:47
    [M.] Kun je dit bezitten?
    [V.1] Nee.
  • 42:49 - 42:53
    [M.] Heel goed.
  • 42:56 - 42:59
    [M.] Daar ben ik blij om.
  • 42:59 - 43:02
    Dus de rest hoef ik niet te lezen, toch?
  • 43:02 - 43:09
    'Ik weet niet hoe ik gewaar kan zijn,
    dat ik gewaar ben.'
  • 43:09 - 43:15
    'Ik zie deze 'ik' nog steeds als echt.
    Kunt u me helpen? Mia.'
  • 43:15 - 43:17
    [M.] Moet ik verder gaan?
    [V.1] Nee.
  • 43:17 - 43:22
    [M.] Heel goed. Kan ik dit houden?
    [V.1] Gooi maar weg.
  • 43:22 - 43:26
    [M.] Weggooien of houden.
    Dat doet me goed.
  • 43:26 - 43:31
    [V.1] U hoeft het niet te houden.
    [M.] Omdat dit...
  • 43:31 - 43:37
    Ik noem dit een gezegend vragen
    om iets te verhelderen.
  • 43:37 - 43:42
    En daarom is het heel...
  • 43:42 - 43:45
    Het is geen spel.
  • 43:45 - 43:50
    Misschien is het een spel,
    maar het is geen cynisch spel.
  • 43:50 - 43:57
    Je kunt het een spel noemen,
    een toneelstuk,
  • 43:57 - 44:02
    of juist iets dat moet gebeuren
  • 44:02 - 44:06
    voor de menselijke uitdrukking van bewustzijn,
  • 44:06 - 44:11
    als die tot een fase komt,
    waar zijn wereld niet meer werkt.
  • 44:11 - 44:14
    En ik zie dat niet als een ramp.
  • 44:14 - 44:18
    Ik zie dat als een kans
    om achter de schermen te kijken.
  • 44:18 - 44:23
    [V.1] Ja. Ja.
    Ik pak elke kans om te kijken.
  • 44:23 - 44:27
    [M.] Oké. Nu ook?
  • 44:27 - 44:31
    [V.1] Altijd. Nu ook.
    [M.] Ja, oké.
  • 44:31 - 44:34
    [M.] Moeten we nu verder kijken?
  • 44:34 - 44:37
    [V.1] Ik kan nu zelf verder kijken.
    [M.] Ja.
  • 44:37 - 44:40
    [M.] Heel goed.
    [V.1] Ja.
  • 44:40 - 44:45
    [M.] Dank je, heel goed.
  • 44:47 - 44:50
    En je hoeft hier met niemand over te praten.
  • 44:50 - 44:53
    Gewoon zitten en kijken.
  • 44:53 - 44:57
    En hoe geniepig de mind ook is,
    onthoud dan,
  • 44:57 - 45:00
    dat hij altijd secondair is.
  • 45:00 - 45:04
    Dat, wat primair is, ziet het.
  • 45:04 - 45:06
    En de mind kan verschijnen als gedachten
  • 45:06 - 45:09
    of stemmingen of sensaties,
  • 45:09 - 45:12
    of als verwarring, als identiteit,
  • 45:12 - 45:16
    maar het blijft een verschijnsel.
  • 45:16 - 45:20
    [M.] Kan het Zelf verschijnen?
    [V.1] Nee.
  • 45:20 - 45:21
    [Mooji] Nee.
  • 45:21 - 45:26
    Het laat de mind verschijnen
    in een spel van diversiteit,
  • 45:26 - 45:32
    maar Zelf is het onbeschrijfelijk.
  • 45:34 - 45:38
    Dus ik zou zeggen:
    Ga zitten en contempleer dat.
  • 45:38 - 45:41
    [V.1] Ja.
    [M.] Ja. Dat is alles.
  • 45:41 - 45:47
    Weet je, als je dit zo leest,
    zou je kunnen denken:
  • 45:47 - 45:50
    'Jeetje, zij zit echt in de problemen.'
  • 45:50 - 45:54
    Maar ik zeg:
    Wat een kans om samen te kijken!
  • 45:54 - 45:59
    En het zit allemaal in jou.
  • 46:02 - 46:04
    Heel goed.
  • 46:05 - 46:08
    Wil je wat thee, of iets anders?
  • 46:08 - 46:11
    [V.1] Ik geloof dat er al eten klaar staat.
  • 46:11 - 46:14
    [M.] Snel dan, voor het koud is.
  • 46:14 - 46:18
    Dat is het waard om koud gegeten te worden.
  • 46:18 - 46:23
    Dank je.
    Prachtig, lieveling. Dank je.
  • 46:24 - 46:27
    [V.1] Dank u, Guruji.
    [M.] Ik zie je later weer.
  • 46:27 - 46:30
    [M.] Oké, oké.
    [V.1] Dank u.
  • 46:37 - 46:41
    [M.] Als je oprecht bent,
    kunt je dezelfde weg bewandelen.
  • 46:41 - 46:44
    Het is elke keer vers.
  • 46:47 - 46:50
    [V.2] Babaji,
    dit gevoel dat er iets mist.
  • 46:50 - 46:53
    [V.2] Mensen zeggen dat vaak:
    'Ja, ik doe de oefening
  • 46:53 - 46:55
    [V.2] en alles is prachtig,
    maar er mist nog iets.'
  • 46:55 - 46:59
    En ik zag ineens:
    'Wow, dat is een gedachte.'
  • 46:59 - 47:03
    En ik keek daar echt naar,
  • 47:03 - 47:07
    en ik merkte,
    dat omdat ik gewend ben aan de vorm,
  • 47:07 - 47:12
    het net is, of iets
    naar een vorm zocht in het vormloze.
  • 47:12 - 47:16
    En dit geeft het gevoel dat er iets mist.
  • 47:16 - 47:19
    En toen dat andere wat u vaak zegt:
  • 47:19 - 47:23
    'Kun je je eigen leegte verdragen?'
  • 47:23 - 47:27
    En toen leek er iets op zijn plek te vallen.
  • 47:27 - 47:30
    Dat het geen probleem is, als dat komt.
  • 47:30 - 47:35
    [M.] We zijn gewend aan een fysieke winst.
  • 47:35 - 47:38
    'Ja, maar er mist nog iets.'
  • 47:38 - 47:43
    Soms leg ik dat zo uit:
  • 47:49 - 47:54
    Wat zegt, dat er iets mist?
  • 47:54 - 47:58
    En we zitten nu op een soort moment van:
  • 47:58 - 48:01
    'Het spel is voorbij.'
  • 48:01 - 48:03
    De mind?
    Oké.
  • 48:03 - 48:07
    Wat ziet, dat de mind zegt,
    dat er iets mist?
  • 48:07 - 48:09
    'Oh, dat zie ik niet.'
  • 48:09 - 48:13
    Wil dat zeggen, dat het niet bestaat?
  • 48:13 - 48:15
    'Ik', wie, ziet het niet?
  • 48:15 - 48:20
    Zelfs degene die zegt: 'Ik zie het niet',
    wordt ook gezien.
  • 48:20 - 48:22
    [M.] Maar dit wordt iets...
  • 48:22 - 48:25
    [M.] Wat?
    [stem] Kunt u dat nog eens zeggen?
  • 48:25 - 48:30
    [M.] Zelfs degene, die zegt:
    'Ik zie niet, wat dit ziet.'
  • 48:30 - 48:32
    Die wordt zelf gezien, hier.
  • 48:32 - 48:35
    Maar er is iets, dat voelt:
  • 48:35 - 48:40
    'Ik heb een concrete uitkomst nodig.'
  • 48:42 - 48:49
    En elke concrete uitkomst
    is ook slechts een fenomeen.
  • 48:49 - 48:53
    En daarom zeg ik:
    Je kunt je eigen leegte niet verdragen.
  • 48:53 - 48:58
    Omdat iets rekent op een trofee.
  • 48:58 - 49:02
    Maar zowel de trofee als de winnaar
    zijn niet echt.
  • 49:02 - 49:04
    Zo zit het.
  • 49:04 - 49:10
    Dus dit kan allemaal heel mentaal lijken.
  • 49:10 - 49:14
    Zoals het zwaard van wijsheid
    kan lijken alsof:
  • 49:14 - 49:17
    'Hmmm, dit is van karton gemaakt.'
  • 49:17 - 49:24
    Maar het maakt niet uit,
    wat er gedacht wordt...
  • 49:25 - 49:32
    Dit is de kern van de Advaita-contemplatie.
  • 49:32 - 49:35
    Dit is de...
  • 49:38 - 49:42
    Hierna is er geen 'volgende' meer.
  • 49:42 - 49:45
    Begrijp je?
    Tenzij we weer naar buiten gaan.
  • 49:45 - 49:48
    Dat is prima,
    maar ga straks pas naar buiten.
  • 49:48 - 49:52
    Als je tijdens het kijken naar buiten gaat,
  • 49:52 - 49:55
    dan wil iets ontsnappen:
    'Ja, best.'
  • 49:55 - 49:59
    Is dat wat jij bent?
    Je zegt: 'Een beetje...'
  • 49:59 - 50:02
    Omdat je gewend bent
    om ook de mind te zijn.
  • 50:02 - 50:05
    [M.] Nou ja, we kunnen hier stoppen.
    [stem] Ja.
  • 50:05 - 50:09
    [M.] De bijl is gevallen.
  • 50:09 - 50:12
    Maar het hoofd praat nog steeds.
  • 50:12 - 50:15
    [gelach]
  • 50:15 - 50:19
    Ja, de bijl is gevallen,
    maar het hoofd blijft praten.
  • 50:27 - 50:31
    Auteursrechten 2025 Mooji Media Ltd.
    Alle rechten voorbehouden.
  • 50:31 - 50:34
    Niets uit deze opname mag worden gereproduceerd
  • 50:34 - 50:38
    zonder uitdrukkelijke toestemming van Mooji Media Ltd.
Title:
Hoe kun je vrij zijn van ego
Description:

Moojibaba voert een leerling stap voor stap naar de kern van zelf-onderzoek met een praktisch, altijd relevant antwoord op de vraag:
‘Hoe observeer ik met afstand?’

“Het gevoel ‘ik’ in je: ‘Ik zie, , ik denk, ik deed, ik weet.’
Wie is die ‘ik’, die weet? Is die persoonlijk of onpersoonlijk?

Dit is de allerbelangrijkste ontdekking, want tot je dit echt realiseert en weet, blijf je jezelf beschouwen als een ding, dat andere dingen waarneemt.”

Monte Sahaja, Portugal
15 november 2024

~

Deze en andere video’s zijn te vinden op Mooji.tv:
https://mooji.org/mooji-tv

Als je het delen van satsang wilt steunen, kun je hier doneren:
https://mooji.org/donate?tcode=mtv7

#Mooji #satsang #spiritualiteit #advaita #non-dualiteit #ontwaken

more » « less
Video Language:
English
Duration:
50:41

Dutch subtitles

Revisions Compare revisions