-
Hoe kun je vrij zijn van ego
-
5 november 2024
(met Nederlandse ondertiteling)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
[Mooji] Mag ik het hardop lezen?
[V.1] Ja.
-
[M.] Je schrijft: 'Beste Guruji,
-
ik schaam me teveel en ben te bang
om met u te spreken.'
-
'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren.'
-
'Ik weet niet hoe ik gewaar kan zijn,
dat ik gewaar ben.'
-
'Ik zie deze 'ik' nog steeds als echt.
Kunt u helpen?'
-
Dit is heel erg eerlijk.
-
Ik wou dat meer mensen zo schreven,
gewoon eerlijk.
-
Want de meesten houden zich in
en zeggen dit niet.
-
Dus ik waardeer dat je het zegt,
-
want dan heb ik de kans
-
om iets op een eenvoudige manier te delen.
-
'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren.'
-
In feite observeren we heel veel dingen met afstand,
-
als ze je niet interesseren, snap je?
-
Als dingen je niet interesseren, zie je ze wel,
-
maar word je er niet door afgeleid.
-
Dit geld voor iedereen.
Dus dat is het eerste.
-
Er is niet zoiets
als niet observeren met afstand.
-
Stel dat alles wat je ziet,
dat je elke situatie moest onthouden.
-
Alles is levend in je.
-
Je zou helemaal gek worden.
Niemand kan dat.
-
Er is een mechanisme in ons natuurlijke staat,
-
dat continue werkt om...
-
Stel je loopt hier langs, die kant op.
-
Dan registreer je niet elke stap, elk dingetje.
-
Je komt iemand tegen:
'Hoi, goedemorgen.'
-
Je loopt door.
Je slaat dat niet op.
-
Dus er is een natuurlijke afstand werkzaam in ons.
-
Het is er al, die afstand.
-
Als we geen afstand konden nemen,
en alles waarnamen,
-
zouden we in problemen komen.
-
Dus besef vooral, dat het natuurlijk is,
dat als je mensen ontmoet...
-
Het zijn de dingen die ertoe doen,
-
waar je aan gehecht raakt.
-
Die hebben betekenis en die onthoud je dan.
-
Dan is het alsof je er een interne foto van maakt.
-
Dat doet ertoe en wordt belangrijk voor je.
-
Dus jij zegt:
-
'Ik weet niet hoe ik met afstand moet observeren',
-
Ik zeg:
Maar dat doe je al met heel veel dingen.
-
Als ik hier zou lopen
en onderweg tegen iedereen zou zeggen:
-
Wees onthecht van alles.
-
Dat zou problematisch worden,
want het wordt iets vreemds.
-
Want je bent vanzelf onthecht van dingen.
-
Je komt naar satsang,
en ik leer je iets wat veel krachtiger is:
-
Ik maak je gewaar van iets,
dat al heel natuurlijk voor je is.
-
Maar ik wil dat het ook natuurlijk is voor je
-
met de dingen die ertoe doen.
-
[V.1] Ja, dat is mijn probleem.
-
[M.] Ja. Ja.
Dat is een probleem voor iedereen.
-
Als dingen er niet toe doen,
dan is er geen probleem.
-
Dan zeg je niet eens:
'Ik neem er afstand van.'
-
Dat hoeft niet,
je hoeft het niet eens te denken.
-
Je zintuigen, ogen, leven...
Je ziet de dingen, je loopt erlangs.
-
Je behoudt je rust.
-
Maar die dingen die er wel toe doen,
wat maakt ze belangrijk?
-
Laten we eens rustig kijken:
Wat maakt die dingen belangrijk?
-
Dat is een open vraag.
-
Waarom doen ze ertoe?
-
Sommige relaties, concepten als:
-
'Dit is mijn familie, dit is mijn baan,
-
dit is mijn relatie.'
Die doen er toe.
-
Als iemand anders relatieproblemen heeft,
-
is dat voor jou geen probleem.
-
Maar als jouw relatie spaak loopt,
dan wel.
-
Wat bedoel ik daar dan mee:
Observeer met afstand?
-
Het is gewoon een stapje verder
-
dan als je wandelt en vanzelf onthecht bent.
-
Wat ik je vraag met dat onthecht observeren,
-
is om die afstand in te voegen...
-
Want al die dingen die je ziet,
niets blijft hangen.
-
Gewoon vanzelf.
-
Maar als dingen ertoe doen,
-
je relatie, wat je zoal wilt, je werk, enzo,
-
dat creëert een structuur in je mind
-
en daar moet je dan voor zorgen.
-
Ik bemoei me niet met die dingen.
-
Ik zeg:
Oké, onthechting is...
-
Ik wil dat je gewaar bent
van die ruimte in je,
-
die niet beïnvloed wordt door de dingen om je heen.
-
Die ruimte is levend, ze is niet dood,
-
maar ze is niet afhankelijk
van hoe de dingen gaan.
-
Ik weet niet of ik het goed zeg,
ik zoek een voorbeeld...
-
[V.1] Ik voel geen ruimte.
Er is enkel mind en identiteit.
-
[Mooji] Oké.
Als je mind kunt zien,
-
moet je al kijken vanuit een plek,
waar geen mind is.
-
Dit geldt voor iedereen.
-
Maar je bent er niet gewaar van
dat dat zo is.
-
Wat ik zeg, is zo enorm waar voor je,
-
als je er gewaar van bent.
-
En wat we hier vooral leren en oefenen,
-
is om meer gewaar te worden van iets in je,
-
waar je niet genoeg gewaar van bent.
Iedereen.
-
En omdat we niet gewaar zijn
waar je gewaar van zou moeten zijn,
-
van je meest innerlijke Zijn...
-
Dat kun je niet zien!
-
Dat is het tweede punt.
Al het andere zie je.
-
Elke relatie, elk ding kun je zien.
-
Elke gedachte kun je onthouden, denken.
-
Dat noemen we 'het andere'.
-
Alles dat je ziet.
-
Maar je Zelf kun je niet zien!
-
[M.] Snap je?
[V.1] Ja.
-
[M.] Je kunt zeggen:
'Dit is mijn lichaam. Dit is mijn ring.'
-
'Dit is mijn huis. Dit is mijn auto.'
-
'Mijn, mijn, mijn.
Het behoort mij toe.'
-
'Mijn, mijn, mijn.'
Het is allemaal van jou.
-
'Dit is mijn familie, mijn moeder, mijn huis.'
-
'Dit is mijn land,
mijn paspoort, mijn geboortecertificaat.'
-
Al dat 'mijn' wil zeggen,
dat ze jou toebehoren.
-
Maar kun je zeggen: Dit is mijn 'mijn'?
Dit is mijn 'me'?
-
Je kunt niet zeggen: 'Dit is mijn 'me'.
Waarom niet?
-
[V.1] Omdat ik dat niet kan zien.
-
[M.] Ja. Ja.
Je kunt het niet zien,
-
[M.] Betekent dat, dat het er niet is?
[V.1] Nee.
-
[M.] Oké. Dus er is iets in de wereld,
je ziet van alles
-
maar ook iets dat je niet kunt zien.
-
Je ziet alles,
maar er is iets, dat je niet kunt zien.
-
En toch kun je niet ontkennen
dat het echt is, toch?
-
Je weet dat je bent.
-
Nu ga ik wat inzoomen,
-
op dit gevoel: 'Ja, ik weet dat ik ben.'
-
Dit ding, wat je niet kunt zien,
-
maar je zegt: 'Ik weet het er is.'
-
Dat is het eerste feit,
-
want als dat er niet was,
was er niets, toch?
-
[M.] Maar het kan niet gezien worden, toch?
-
Oké, dan zijn we weer bij dit punt.
-
Je kunt alles zien, alles:
-
Je gedachten, gevoelens,
-
dingen, mensen, je gevoelens,
-
al die dingen kun je zien.
-
Je kunt zelfs
de kwaliteit van je zicht zien, toch?
-
Als je naar de opticien gaat, en hij vraagt:
-
'Vertel me waarom je hier bent.'
-
Dan: 'Nou, ik kan niet meer zo goed focussen.'
-
Hij: 'Met beide ogen?'
-
Jij: 'Nee, met name rechts.'
-
'Oké, vertel verder.'
-
Jij: 'Het zicht in mijn linkeroog is misschien 80%,
-
maar rechts is het maar zo'n 50%.'
-
Dus iets kan dat zicht waarnemen, toch?
-
Die capaciteit is er.
Je hoeft het niemand te vragen.
-
Je kunt zien, dat iets gewaar is,
-
van die falende functie van je ogen.
-
Dus iets moet daar nog achter zitten.
-
Oké?
-
Je bent ook gewaar van gevoelens,
-
van emoties, van besef van tijd.
-
Als iemand zegt:
'Gister gebeurde er iets.'
-
Dan begrijp je wat dat betekent.
Overal ben je gewaar van.
-
Alles kun je zien.
-
Maar jouw Zelf, kun je dat zien?
-
Waarom niet?
-
Je lichaam kun je zien.
-
Je kunt je glimlach zien.
Je kunt je lichaam zien.
-
Je kunt het allemaal zien.
-
Maar jouw Zelf,
als je het lichaam ziet, zie je dan het Zelf?
-
Waarom niet?
-
[V.1] Omdat iets gewaar is van het lichaam.
-
[M.] Ja, iets is gewaar van het lichaam.
-
Datgene wat gewaar is van het lichaam,
kan niet gezien worden.
-
[M.] Dat zeg je, toch?
[V.1] Ja.
-
[M.] Kan dat ziekte zien?
-
Het kan weten: 'Ik voel me niet goed.'
-
Het kent emoties:
-
'Ik voel me wat ongemakkelijk.'
-
Het ziet alles.
Maar zichzelf kan het niet zien.
-
Dat zeg je toch? Ja.
-
Waarom kan het alles zien, maar niet zichzelf?
-
[V.1] Dit weet ik niet.
-
[M.] Dit, wat je niet...
-
Je kunt alles zien,
maar je kunt je Zelf niet zien.
-
En dit, wat je niet kunt zien,
en toch niet kunt ontkennen,
-
dit is je Zelf.
-
Alles kun je zien, je gevoelens, gedachten,
-
het functioneren van intellect.
-
Alles kun je zien.
-
Maar dat wat ziet, daar zeg jij over:
'Dat zie ik niet.'
-
Het is net of het woord 'ik'
dat representeert,
-
maar het kan niet gezien worden.
-
Zelfs als je moeder zegt:
-
'Schatje, wat fijn je te zien.'
-
[M.] Wat is dan die 'je', die zij ziet?
[V.1] Het lichaam.
-
[M.] Het lichaam. En ze ziet haar affectie,
haar herinnering aan jou.
-
Dit alles stopt ze in jou.
-
'Schatje, waar was je toch?
'Ik heb je lang niet gezien.'
-
Als iemand zegt:
'Fijn je te zien, waar was je toch?'
-
'Je bent wat dikker, of dunner.'
Waar gaat dat dan over?
-
[V.1] Uiterlijk.
[M.] Je vorm en uiterlijk.
-
Kan zij jou zien?
-
Kun jij 'jou' zien?
-
Is dit eng?
-
[V.1] Nee, niet eng, maar ik...
-
Er mist iets, het voelt alsof...
-
[M.] Oké, kijk dan even naar wat er mist.
-
Je kunt niet je ware Zelf zien.
-
Ik kan ook mijn ware Zelf niet zien.
-
Waarom niet?
-
Omdat het geen ding is.
-
Het is niet eens een gedachte.
-
[V.1] U zegt ons als dit te blijven, maar...
[lacht]
-
[M.] Nou, oké, oké. Dank je.
Ik zeg jullie als dit te blijven. Waarom?
-
Ten eerste,
omdat je iets anders aanziet voor jezelf.
-
Je noemt jezelf een vrouw, een dochter,
je komt uit dat land.
-
'Mijn ouders, ik ben...'
Ga zo maar door.
-
We zijn gewend ons te associëren
met bepaalde kenmerken.
-
Maar in werkelijkheid ben je eerder dan dit.
In zuivere zin.
-
Degene die gewaar is, die zegt...
-
Je praat door de telefoon:
-
'Ik ben 27 en ik heb 2 kinderen.'
-
'Ik ben getrouwd, ik woon daar.'
-
Diegene, wat is die?
-
[V.1] De persoon.
[M.] De persoon.
-
Zijn de persoon en het Zelf,
het ware Zelf, dezelfde?
-
[V.1] Nee.
-
[M.] Geeft dat een oncomfortabel gevoel?
-
[V.1] Nee.
[M.] Nee. Nee.
-
Omdat er niets is
dat je moet doen om dat te weten.
-
Iets weet het.
-
En toch kijken de meeste mensen in de wereld
hier niet naar.
-
Ze denken er niet eens aan,
-
omdat je wereld bij je persoon begint.
-
Als ik een sollicitatiegesprek afneem:
-
'Vertel me iets over jezelf.'
-
'Ik heb die studie gedaan,
ik heb in Zuid-Afrika gewoond, wat gereisd.'
-
Informatie, informatie.
-
Informatie kan niet zijn wat jij bent.
-
Dat gaat over je persoon.
-
Wat is de persoon?
-
[V.1] Deze identiteit is de persoon.
[M.] Ja.
-
[M.] Kun je die persoons-identiteit zien?
[V.1] Ja.
-
[M.] Hoe ziet die er uit?
-
[V.1] Als een kramp, als gehechtheid.
-
[M.] Als gehechtheid.
[V.1] Aan ideeën.
-
[Mooji] Ja.
Gehechtheid aan ideeën.
-
Maar de persoon is ook een idee.
-
[V.1] Dat is het probleem,
want hij voelt zo echt.
-
[M.] Omdat het dit gevoel van 'ik' is, in je,
-
de 'ik', die zegt: 'Ik zie, ik denk, ik...'
Blablabla.
-
Wie is die 'ik', die denkt?
-
We weten niet zeker,
de persoon of het echte Zelf?
-
'Ik wil.'
'Ja, ik weet het.'
-
Wie is die 'ik', die weet?
-
Is die persoonlijk of onpersoonlijk?
-
[V.1] Persoonlijk.
[M.] Persoonlijk. Oké. Goed.
-
Wat ziet dat hij persoonlijk is?
-
[V.1] Dat weet ik niet.
Ik weet dat iets het ziet, maar...
-
[M.] Ja, hetzelfde antwoord.
Je gaf dat antwoord al eerder.
-
Het kan niet gezien worden.
-
Dit is de allerbelangrijkste ontdekking,
-
want totdat je dit echt beseft en weet,
-
beschouw je jezelf als iets,
dat anderen ziet.
-
En dat iets is je persoon.
En dat is oké. Het is oké.
-
God heeft het zo geregeld,
dat we ook geprojecteerd worden
-
in de wereld van gedachten,
gevoelens en associaties,
-
en dat we zeggen: 'Dit ben ik.'
Voor even.
-
Maar met deze 'ik', die als persoon te werk gaat,
-
zijn wereld en hijzelf zijn nooit stabiel,
-
want hij heeft identiteit.
-
Is de identiteit van de persoon
altijd hetzelfde? Nee. Nee.
-
Maar hij probeert zich wel altijd
stabiel voor te doen.
-
Want stabiel staat voor wijs, echt,
-
betrouwbaar, consequent.
-
Ik praat nu even voor de vuist weg.
-
Maar ik wijs op een dieper weten,
achter die persoon,
-
die de persoon kent, en ziet.
Oké?
-
Dat, wat gewaar is van de persoon...
Volg je?
-
Is Dat verbonden met de persoon,
of is de persoon verbonden met Dat?
-
Neem de tijd.
-
[V.1] Het is niet verbonden.
[M.] Niet verbonden.
-
Lijdt het onder die ongebondenheid?
-
[V.1] Nee.
[lacht]
-
[M.] Maar ik moest je dit wel vragen,
opdat je tot die plek kwam,
-
waar je zegt: 'Ongebonden.'
-
Want normaalgesproken functioneren we
-
vanuit de identiteit van de persoon,
die wel gebonden is.
-
Die dingen wel of niet leuk vindt.
-
Die dingen wel of niet wil.
-
Die zus denkt en zo denkt.
-
En die heel vaak verkeert in die functie
van waarnemen en leven.
-
Wat ik zeg, is dat dat oké is.
-
Maar als je enkel gewaar bent van jezelf
als een persoon, met zijn wereld,
-
dan zul je nooit compleet gelukkig zijn.
Want dat is niet stabiel.
-
Vandaag: 'Oh, ik ben zo blij, zo...'
'Alles is mooi.'
-
Morgen...
[beeldt interne strijd uit]
-
Ik zie je en vraag:
Mia, wat is er aan de hand?
-
'Ik praat er liever niet over.'
-
[M.] Wie zeg dat? De persoon, toch?
[V.1] Ja.
-
[M.] Wat zegt het Zelf?
-
Wat zegt het ware Zelf?
-
[M.] Is dat belangrijk?
[V.1] Nee.
-
[M.] Nee, is het Zelf belangrijk?
[V.1] Nee.
-
[M.] Niet belangrijk?
Oké.
-
Wat wil dat zeggen, niet goed?
Niet relevant?
-
Is het Zelf niet belangrijk?
Niet belangrijk.
-
Oké, wat is dan de reden van zijn bestaan?
-
Als andere dingen belangrijk zijn,
-
zoals de persoon,
persoonlijke identiteit is belangrijk,
-
de persoonlijke wereld is belangrijk,
-
persoonlijk gehechtheid is belangrijk.
-
Maar Dat, wat er voor alles is,
wat niet verwijderd kan worden...
-
Kan het Zelf gedood worden?
-
Nee. En jij zegt...
Ik mag dat trouwens wel:
-
'Het is niet belangrijk.'
Oké?
-
[M.] Wat is wel belangrijk?
-
[V.1] De oefening is belangrijk.
[M.] Ja.
-
Waarom is de oefening belangrijk?
-
[V.1] Om hierin te stabiliseren.
[M.] Ja.
-
Moet het Zelf,
het meest innerlijke Zelf, stabiliseren?
-
Of moet iets anders stabiliseren?
-
[V.1] Iets anders.
[M.] Juist.
-
Waarom moet dat stabiliseren,
dat andere?
-
[V.1] Om niet de identiteit in getrokken te worden.
-
[M.] Ja.
-
Wat wordt de identiteit in getrokken,
het Zelf?
-
[V.1] De aandacht.
[M.] De aandacht wordt erin getrokken!
-
[M.] Dus die aandacht is belangrijk.
[V.1] Ja.
-
[M.] Als de aandacht
naar de identiteit wordt getrokken,
-
wat weet dat dan het meest?
-
De aandacht, de mind, de persoon
of het innerlijke Zelf?
-
[V.1] Het Zelf, het innerlijke Zelf.
[M.] Het Zelf.
-
[M.] Lijdt dat daaronder?
[V.1] Nee.
-
[M.] Nee.
Toch is het belangrijk,
-
want elke keer als aandacht wegdrijft
en zichzelf vergeet,
-
vergeet waar ze vandaan komt...
-
[V.1] Ja. [lacht]
[M.] Elke keer als ze naar buiten gaat,
-
raakt ze verwikkeld in de projecties,
en dat geeft pijn.
-
Dat creëert een wereld,
-
dat creëert emoties,
-
dat creëert ups en downs.
-
En iets raakt daardoor verstoord.
-
[M.] Misschien wel de persoon.
[V.1] Ja.
-
[M.] En in onze wereld,
draait alles om de persoon.
-
De persoon klaagt een ander aan.
-
De persoon wint of verliest.
En het Zelf?
-
[V.1] Niets. [lacht]
-
[M.] Is het belangrijk om dit te weten?
[V.1] Ja.
-
[M.] Dus als we het hebben over...
-
Ik pak weer even je brief erbij.
-
Jij zegt: 'Ik weet niet
hoe ik met afstand moet observeren.'
-
Moet de Zelf dat weten,
hoe met afstand te kijken?
-
[V.1 ] Nee.
[M.] Waarom niet?
-
[V.1] Het hoeft helemaal niets.
[M.] Het hoeft helemaal niets.
-
En toch kent het alles.
-
Het kent het spel van de mind,
of: 'bla, bla, bla.'
-
[M.] Maar dat heeft geen impact.
[V.1] Nee.
-
[M.] Is er een link tussen
het besef van de persoon en het innerlijke Zelf?
-
[V.1] Ja.
[M.1] Ja.
-
Als de persoon,
die niet kan bestaan zonder het innerlijke Zelf,
-
als die in een staat van verwarring of pijn komt,
-
zolang hij niet weet
dat hij bij het innerlijke Zelf hoort,
-
dan drijft hij weg en komen de problemen.
-
Mentale problemen.
Ziektes. Woede. Angst.
-
Van alles.
-
Dus het is heel belangrijk,
dat dit persoonlijke besef
-
gewaar wordt van zijn afkomst.
-
[V.1] Ja. En als ik de oefening doe,
-
kan ik niet tot dat punt komen.
[M.] Wie doet de oefening?
-
[V.1] Ja, de mind en de persoon.
[M.] De mind.
-
[V.1] En degene die niet langer wil lijden.
[M.] Precies.
-
En wat weet dit?
-
Wat is hier gewaar van?
-
Is dat de persoon-mind
of het innerlijke Zelf?
-
Is het innerlijke Zelf verstoord?
-
En toch is de oefening goed,
want dit is de ware yoga.
-
Yoga betekent een samenkomen in eenheid,
-
waar het besef van de persoon
zijn wortels herontdekt.
-
De persoon kan niet zelfstandig bestaan.
-
Zelfs als hij niet gewaar is van het Zelf,
-
komt hij nog steeds voort uit het Zelf.
-
De menselijke uitdrukking van bewustzijn
-
is zelf-gewaar als persoon.
-
En dat kan levens duren
van het menselijke bestaan,
-
als persoon,
omdat die wereld zo groot is, vol dromen:
-
'Ik moet dit doen, ik vind dit leuk,
ik vind dat niet leuk, blablabla.'
-
Leven na leven.
-
'In dit leven ben ik dol op ijsjes.'
-
Volgend leven: 'Ik haat ijsjes.'
Niets is er consequent.
-
Behalve dat niets kan bestaan
zonder het ware Zelf.
-
En het heeft ook intellect.
-
Als het dit persoonlijke zelf overkomt,
-
dan is het geneigd om dat uit te zoeken.
-
Misschien heeft het genoeg geleden,
-
en wil het een oplossing vinden.
-
En de enige oplossing
is ontdekken waar het vandaan komt.
-
En dat hij één is met die afkomst.
-
Daar draait de zoektocht om.
-
Want iedereen die niet gewaar is van die eenheid,
-
is gedoemd te lijden,
-
gedoemd problemen te hebben.
-
Dus dit is het doel van onze satsang,
-
dat het bewustzijn,
in de vorm van een persoon,
-
zich richt op zijn afkomst,
-
en niet alleen maar op de buitenwereld .
-
En deze oefening van afstand nemen,
-
zien dat alles wat er gebeurt,
-
de wereld in, dingen doen,
dit zelfbeeld,
-
dit jezelf beoordelen,
-
dit alles is een spel van de mind.
-
Dit zijn allemaal vormen van mind.
-
En hij moet gaan beseffen,
dat al die vormen veranderlijk zijn.
-
En dat hij dit alles kan zien,
-
kan observeren, zonder erin op te gaan.
-
Je kunt alleen iets observeren,
als je het zelf niet bent.
-
En er is die capaciteit, zelfs in de persoon,
-
om te observeren.
-
En door te observeren,
weet hij, dat hij het niet is.
-
En dat kenmerk is als zijn afkomst.
-
De persoon, dat kenmerk van kijken en weten:
-
'Alles wat ik zie,
is slechts een indruk, een gedachte, een gevoel.'
-
'Het is niet wat ik ben.'
Dit wordt 'ontwaken' genoemd.
-
Het is een ontwaken tot het feit,
dat alles buiten,
-
dat via de mind en zintuigen binnenkomt,
-
niets daarvan is mijn fundament.
Dat verandert steeds.
-
En dat zelfs ik, als de persoon,
die kijkt en dit weet,
-
die staat bijna op de grens van de wereld
-
en de ruimte van het Zelf.
-
Want hij heeft de capaciteit,
dat wanneer hij kijkt,
-
en zich niet identificeert met wat hij ziet,
of ervaart...
-
Net alsof het leven zegt:
'Dit ding en dat ding.'
-
En je weet:
'Nee, dit is niet wat ik ben.'
-
Als je dat blijft doen,
keert hij vanzelf terug
-
naar zijn oorspronkelijke Zelf-gewaarzijn.
-
Dit Zelf-gewaarzijn, non-duaal Zelf-gewaarzijn,
-
is niet één ding, niet een verdeelde eenheid,
-
maar een harmonie.
Hij ziet:
-
'Hier gebeurt helemaal niets met me.'
-
Als ik de mind inga, identiteit inga,
-
dan wordt wat gebeurt weer relevant.
-
Maar als ik gewaar ben van mijn persoon,
-
en dat die persoon is als...
-
Hoe zeg je dat?
De bril die de wereld ziet.
-
En de persoon die de wereld ziet,
wordt zelf ook gezien,
-
vanuit de plek van het Zelf.
Als hij dit weet,
-
keert hij terug naar die bewuste harmonie.
-
Dat is wat onthechting wil zeggen.
-
Je hoeft niets te vernietigen.
Het is enkel een begrijpen.
-
De realisatie van het Zelf is een reis van begrijpen.
-
En je onbegrip te begrijpen.
Dat is alles.
-
Als je dat niet begrijpt, dan:
'Het is zo moeilijk!'
-
Waarom?
Omdat je het niet gewend bent.
-
Iedereen is gewend om vooruit te kijken,
naar buiten.
-
Zelfs als je denkt dat je naar binnen kijkt,
naar de mind,
-
is dat nog steeds een wegkijken van het Zelf.
-
[V.1] Ja, dat gebeurt heel vaak,
-
dat ik naar binnen ga,
maar niet verder kom dan het lichaam.
-
[M.] De body-mind.
Dan ben je in de body-mind.
-
Maar iets weet dat.
-
De mind kan niet tot de ultieme realisatie komen,
-
zonder de realisatie te worden.
-
De mind of de persoon
kan niet tot de ultieme realisatie komen,
-
en los blijven van die realisatie.
-
Hoe meer hij gewaar wordt,
hoe meer hij ziet dat hij ís,
-
niet dat hij 'heeft'.
-
En dit is heel belangrijk.
-
Niemand kan dat realiseren
en een iemand blijven.
-
Het betekent dat het idee van jezelf
als enkel een persoon
-
afneemt,
en gezien wordt,
-
ook in de meest subtiele vorm.
-
Die subtiele vorm van een persoon
gedraagt zich als waarnemer,
-
die de rest van de wereld waarneemt.
-
Maar voor het Zelf, is hij zelf de eerste vorm.
-
De primaire vorm verschijnt als het gevoel 'ik':
-
'Ik ben hier'.
Zie je?
-
'Mia!'
'Ja, ik ben hier.'
-
Wat betekent dat, 'ik ben hier'?
-
De gebruikelijke referentie is:
'Ik ben hier.'
-
En dat is oké, dat is normaal.
-
Dit is de enige plek waar taal
op die manier kan bestaan.
-
Taal is voor het besef van de persoon,
-
die een relatie heeft
met wat hij wel of niet leuk vindt.
-
En daar is uiteindelijk niets mis mee.
-
Want zelfs als je ontwaakt en ziet,
-
dat alles wat er gebeurt,
gezien wordt van hieruit.
-
Maar deze plek kan niet gezien worden,
-
en ik kan alleen maar echt deze plek zijn.
-
En als je dit echt weet,
dan kan de dynamische expressie,
-
die van de persoon, gewoon doorspelen.
-
Maar er zal geen begoocheling meer zijn.
-
[V.1] Ja, die begoocheling moet verdwijnen.
-
[M.] Nee, ze moet begrepen worden.
-
Ze hoeft niet te verdwijnen.
-
Alleen als je haar combineert met je identiteit.
-
en dat doet zeer: 'Nee, nee, nee.'
-
Maar nu heb je alles door,
-
al die constructies van de mind.
-
dat zelfs het Zelf
enkel een psychologische afbeelding is
-
van de mind, van de persoon.
-
Het innerlijke Zijn, dat geen vorm heeft...
Je kunt niet zeggen:
-
'Ik heb het innerlijke Zijn gevonden.'
Dat kan niet.
-
Want dat kun je alleen doen
met dingen die vorm hebben.
-
[V.1] Ja.
-
[M.] Je snapt het, hè?
[V.1] Ja.
-
[M.] Oké, bewijs me dan je probleem.
-
[stilte]
-
[M.] Je moet hier mee zitten, steeds meer.
[V.1] Ja.
-
[M.] Want het is een soort gedaantewisseling.
-
De ene minuut kijk je,
-
en dan ben je er alweer bij betrokken.
-
Maar wordt hier niet boos om,
-
want het gebeurt al levens lang.
-
Dus laat het gebeuren, het is oké.
-
Want ook dit wordt gezien.
-
Zelfs het meest intieme
is ook een waargenomen iets.
-
Zelfs het meest intieme,
want 'intiem' wijst op minstens 2.
-
Als er geen 2 zijn, dan is er geen 'intiem'.
-
Kun 'jij' verward zijn, over wat ik zeg?
-
[V.1] Nee. Nee.
[Mooji] Dank je.
-
Maar je kunt gewaar zijn van verwarring.
-
Als je gewaar bent van verwarring,
zonder je te identificeren,
-
speel je dan vals?
-
[V.1] Nee. [lacht]
-
[M.] Heel goed.
-
Laten we opnieuw beginnen.
Wat is je probleem?
-
[V.1] Dat als ik de oefening doe,
-
dan denk ik, dat ik iets moet vinden.
-
[Mooji] 'Ik' als wie?
-
[M.] Benoem je status.
[V.1] De persoon.
-
-
[M.] Als je de oefening doet?
-
Als de persoon de oefening doet, oké.
-
Er is een ander woord voor persoon in deze oefening.
-
Ik zou het 'persoonlijke intelligentie'' noemen,
-
van de waarheid,
-
waar de persoonlijke intelligentie van God
-
verward wordt met de projecties,
-
dan is het alsof het zichzelf verliest.
-
Dan is het of het zichzelf verliest.
-
En als dat verlies van zichzelf pijnlijk wordt,
-
dan sta je op het punt van ontwaken.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-