-
In het begin schiep God de Hemel en Aarde.
-
Jup, ik verveel me officieel...
-
Ik denk dat ik leven of zo ga maken.
-
De aarde was vormloos en leeg.
-
en de duisternis bedekte het diepe water.
-
Laat er licht zijn!
-
euhm, Schatje, kan je het licht aan doen?
-
Het is goed!
-
Hierna, scheidde God het licht van het duister
-
en het licht noemde hij dag en het duister noemde hij nacht .
-
Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag.
-
Zelfs zonder de zon
-
Op de tweede dag, maakte God de horizon
-
in het midden van het water,
-
scheidt het water boven en onder de horizon.
-
God noemde wat bovenaan de horizon was ' hemel'.
-
Dat was ook goed.
-
Op de derde dag, scheidde God het droge land en de zeeën.
-
Planten groeide op de aarde.
-
Goed, goed.
-
Op de vierde dag, ondanks het
-
vele licht, maakte God de zon, maan en sterren.
-
En wanneer ik sterren zeg, bedoel ik
-
alle andere zonnen, manen en planeten.
-
Deze maakte hij in EEN dag.
-
He, braaf zijn!
-
Op de vijfde dag, maakte God al de
-
wezens in de zee en de vogels in de lucht.
-
Nu geraken we ergens!
-
op de zesde dag,
-
maakte God al de levende wezens op het land,
-
zelfs kakkerlakken, muggen en parasiten.
-
OK. Ik denk dat ik klaar ben.
-
Hmm, er ontbreekt iets...
-
Ha ja, de Mens!
-
God maakte een man uit het stof van de grond.
-
Mmmhhmm, ik ben GOED!
-
HoestHoest*
-
Wat gebeurt er?
-
Hallo, Adam. Ik ben God.
-
En ik heb het land waarop jij staat gemaakt.
-
Hoe dan ook, jij zal leven op dit klein stukje grond dat ik
-
'De tuin van Eden' noem.
-
Jij moet het bekleden, mooi maken en onderhouden.
-
M-Mooi maken? Ok...
-
Ok, van elke boom in deze tuin mag
-
jij eten, behalve van de boom van de kennis van Goed en Kwaad.
-
Daar zal je niet van eten.
-
Op de dag dat jij daarvan eet,
-
zal je STERVEN!
-
Waarom heb je het er dan gezet?
-
Dat is niet belangrijk.
-
Nnn-nu moet je elk wezen dat ik heb gemaakt
-
een naam geven.
-
Jij wil dat IK, ieder dier op aarde een naam geef?
-
Ja.
-
Nu? Op dit moment?
-
Jup.
-
Had jij dat niet moeten doen terwijl je
-
ik weet niet, ze aan het maken was?
-
Ik was het vergeten.
-
Jij hebt het vergeten? Leuk.
-
Ik noem dit een kikken
-
Ik ga voor koe.
-
Ik hoor Oli-lililili-olifant.
-
JA! Olifant.
-
Kangoeroe. Hoe klinkt dat?
-
Klinkt dat goed?
-
Ik weet niet...eekhoorn?
-
Nee, die heb je al eens gebruikt.
-
ha jaaa, ik kan geen naam meer bedenken!
-
aardvarken.
-
Ok, dat kan nog.
-
Ze kunnen nie allemaal een goede naam hebben.
-
Ik ga nu een dutje doen.
-
Ik heb mijn schoonheidsslaapje nodig.
-
Zeer goed, ik zal ook rusten.
-
Het is een lange week geweest.
-
Oké... Dan, zie ik je straks?
-
Euhm... Ik zal hier in de tuin zijn,
-
niet etend van dat fruit van de kennis boom ding.
-
Later!
-
Ik weet niet goed waar ik naartoe ga...
-
puh